Description
Qadianiyyah is een beweging die in 1900 na Christus begon, als een complot van Britse kolonialisten in Indië, met het doel om de Moslims weg te drijven van hun religie, en specifieker van de verplichting tot Jihaad, zodat ze het kolonialisme niet zouden bestrijden in de naam van de Islam.
Qadianiyyah in het licht van de Islam
[ Nederlands - Dutch -الهولندية ]
revisie: Abo Abdillah
Kantoor voor da'wa Rabwah (Riyad)
2013 - 1434
القاديانية في ضوء الشريعة
« باللغة الهولندية »
مراجعة: أبو عبد الله
2012 - 1433
Alle lof zij Allah
Definitie;
Qadianiyyah is een beweging die in 1900 na Christus begon, als een complot van Britse kolonialisten in Indië, met het doel om de Moslims weg te drijven van hun religie, en specifieker van de verplichting tot Jihaad, zodat ze het kolonialisme niet zouden bestrijden in de naam van de Islam. Het kanaal waardoor kennis wordt verspreid over deze beweging is de “Majjallat al Adyaan” oftewel het Tijdschrift van de Religies, dat in het Engels gepubliceerd werd.
Informatie over de oprichting en belangrijke personages;
1. Mirza Ghoelam Ahmad al-Qadiani (1839-1908 na Christus) was het gezicht van de beweging, en hij was het belangrijkste stuk gereedschap waarmee de Qadianiyyah werd gevormd. Hij werd geboren in het dorpje Qadian, in Poenjab (Indië) in 1839 na Christus. Hij kwam uit een familie die er bekend om stond dat zij hun religie en hun land verraden hadden, en op die manier groeide Ghoelam Ahmad op met elke denkbare manier van trouw en gehoorzaamheid aan de koloniale Britten. Hij werd gekozen om de rol van een zogenaamde Profeet te spelen, zodat de Moslims zich om hem heen zouden scharen, zodat hij ze kon afleiden en hen weg kon houden van het uitvoeren van de Jihaad tegen de Britten. De Britse regering schonk hen vele gunsten, dus zij bleven trouw aan de Britten. Ghoelam Ahmad was bekend onder zijn volgelingen als een onstabiele en ongezonde man, die afhankelijk was van drugs.
2. Onder hen die uitspraken tegen hem en zijn kwade dawah deden, was de Sheikh Abu’l Wafa’ Thana’ al Amritsari, de leider van Jama’iyyat Ahl al hadith fi Umam al Hind (De Indische Gemeenschap van Ahl al-Hadith). De Sheikh ging debat met hem aan en bewees zo de leugen achter al zijn argumenten, waarbij hij zijn uiteindelijke doel en zijn ongeloof onthulde, en de dwaling die men vindt in zijn weg. Toen Ghoelam Ahmad niet tot bezinning kwam, daagde Sheikh Abu’l Wafa’ hem uit om samen te komen en de Vloek van Allah over hen af te roepen, waarmee werd bedoeld dat degene die loog zou sterven in het leven van de andere. Slechts enkele dagen gingen voorbij en Mirza Ghoelam Ahmad Qadiani stierf, in 1908 na Christus, waarbij hij zo’n 50 boeken, pamfletten en artikelen achterliet, de belangrijkste werken omvatten Izaalat al-Awhaam (Het Verdrijven van Illusies), I’jaaz Ahmadi (Wonderen van de Ahmadi), Baraahin Ahmadiyyah (Bewijs voor de Ahmadi), Anwaar al-Islam (Lichten van de Islam), I’jaaz al-Masih (Wonderen van de Messias), al-Tabligh (Het verkondingen (van de boodschap)) en Tajaliyyaat Ilaahiyyah (Goddelijke manifestaties)
3. Noer al-Din (Nurdin); De eerste Khalifah van de Qadianis. De Britten waren degenen die de kroon van de Khalifah op zijn hoofd zetten, en dus volgden de discipelen van Ghoelam Ahmad hem. Een van zijn boeken is Fasl al-Khitaab (Defintieve Stelling)
4. Muhammad Ali en Khojah ad-Din; De twee leiders van de Lahore Qadianis. Zij zijn degenen die de sekte zijn uiteindelijk vorm gaven. De eerstgenoemde fabriceerde een verdraaide Engelse vertlaing van de Qur’an. Zijn werken zijn onder andere; Haqiqat al Ikhtilaf (De realiteit van verschillen), al-Nubuwwah fi’l Islam (Profeetschap in de Islam) en Al-Din al Islami (Het Islamitische Geloof). Wat Khojah Kamaal ad-Din betreft, hij heeft een boek geschreven getiteld al-Mathal al-A’laa fi’l Anbiya’ (Het hoogste voorbeeld van de Profeten), en andere boeken. Deze Lahore groepering van de Ahmadi zien Ghoelam als een Mujaddid (Hervormer of Heroplever van de Islam). Desalniettemin worden beiden groeperingen gezien als een sekte, omdat rare ideeën die we in de ene niet vinden, we in de andere weer tegenkomen.
5. Muhammad Ali; De leider van de Lahore Qadianis. Hij was een van degenen die de uiteindelijke vorm van de Qadianiyyah heeft bepaald. Hij was een koloniale spion, en degene die ging over de informatie voorziening van de Qadianiyyah (het eerdergenoemde tijdschrift). Ook hij fabriceerde een corrupte Engelse vertaling van de Quran. Zijn werken zijn onder andere; Haqiqat al Ikhtilaf (De realiteit van verschillen), al-Nubuwwah fi’l Islam, zoals we al eerder hebben vermeld.
6. Muhammad Saadiq, de moefti van de Qadianiyyah. Een van zijn werken is Khatim al-Nabiyyin (De Zegel van de Profeten)
7. Bashir Ahmad ibn Ghoelam. twee van zijn werken zijn Sirat al-Mahdi (Het leven van de Mahdi) en Kalimat al-Fasl (Definitief Woord)
8. Mahmoed Ahmad ibn Ghoelam, de tweede Khalifah. Onder zijn werken bevinden zich de boeken Anwaar al-Khilaafah (Licht van het Kalifaat), Toehfat al Moelook en Haqeeqat al Nubuwaah (De realiteit van het Profeetschap)
9. De afspraak dat de Qadiani Zafar-Allaah Khan de eerste Minister van Pakistan zou worden, had een grote uitwerking op de ondersteuning van deze afgedwaalde sekte, aangezien hij ze een groot gebied gaf in de Provincie Poejab, waarin ze hun wereld-hoofdkwartier konden vestigen, die ze Rabwah (hooggelegen plaats) noemden, zoals in de vers (uitleg van de betekenis); “… en Wij gaven hun een onderdak op een hooggelegen plaats (rabwah), bewoonbaar met stromend water” (Soerat al-Moe’minoen, 23:50)
Hun denkbeelden en geloofsartikelen;
1. Ghoelam Ahmad begon zijn activiteit met Islamitische Daw’ah (het oproepen tot Islam) zodat hij volgelingen kreeg die zich rond hem schaarden. Zijn volgende stap was om te claimen dat hij een mujaddid was, geïnspireerd door Allah. Toen deed hij nog een stap verder, en hij claimde de verwachte Mahdi te zijn, en de beloofde Messias. Toen claimde hij ook nog eens een Profeet te zijn, en dat zijn Profeetschap van groter belang was dan dat van Mohammed (Vrede en zegeningen van Allah zij met hem).
2. De Qadianis geloven dat Allah vast, bidt, slaapt, wakker wordt, schrijft, fouten maakt, en gemeenschap heeft – Verheven is Allah boven alles wat ze hem toekennen!
3. De Qadiani gelooft dat zijn god Engels is, omdat hij tot hem spreekt in de Engelse taal.
4. De Qadianis geloven dat Profeetschap niet stopte bij Mohammed (Vrede en zegeningen van Allah zij met hem), maar dat het continu is en dat Allah een Boodschapper stuur wanneer de behoefte opduikt, en dat Ghoelam Ahmad de beste der Profeten is.
5. Ze geloven dat Jibril naar Ghoelam Ahmad kwam, en dat hij de openbaring aan hem bracht, en dat zijn openbaringen als die van de Qur’an zijn.
6. Ze zeggen dat er geen Qur’an bestaat, buiten datgene wat de “Beloofde Messais” oftewel Ghoelam Ahmad bracht, en dat er geen enkele Profeet of hadith acceptabel is, behalve dat wat in overeenstemming is met de leer van Ghoelam.
7. Ze geloven dat hun boek geopenbaard is. De naam is Al-Kitaab al Moebin, en het is heel anders dan de Edele Qur’an.
8. Ze geloven dat zij de volgelingen zijn van een nieuwe en onafhankelijke religie, die een onafhankelijke Shari’ah hanteert. Ook geloven ze dat de vrienden van Ghoelam zoals de Sahaabah zijn.
9. Ze geloven dat het dorpje Qadian vergelijkbaar is met Medina en Mekka, zoniet beter dan deze steden, en dat dit heilige grond betreft. Het is hun Qiblah en de plek waar ze hun Hadj verrichten.
10. Ze riepen op tot de afschaffing van de Jihaad, en zij propageren blinde gehoorzaamheid aan de Britse regering want, zo claimen zij, worden de Britten bedoeld met “degenen met autoriteit”, zoals vermeld wordt in de Qur’an.
11. Naar hun eigen zeggen is iedere Moslim een kaafir, tenzij hij een Qadiani wordt, en iedereen die getrouwd is met een niet-Qadiani is ook een kaafir.
12. Zij staan het gebruik van alcohol, opium, drugs, en andere bedwelmende middelen toe.
Intellectuele en ideologische achtergronden;
13. De westers-getinte beweging van sir Sayyid Ahmad Khad heeft de basis gelegd voor de opkomst van de Qadianiyyah, omdat ook zij zich al richtten op het verspreiden van afwijkende ideeën.
14. De Britten benutten deze mogelijkheid optimaal, dus begonnen zij de Qadiani beweging, waarvoor zij een man kozen uit een familie van aanhanger van de kolonialisten.
15. In 1953 na Christus vond er een revolutie plaats in Pakistan, die ertoe geleid heeft dat Zafar-Allah Khan verwijderd werd uit zijn positie als Minister van Buitenlandse Zaken, en die ook tot gevolg had dat de Qadiani sekte gezien werd als een niet-islamitische minderheid. In de opstanden stierven zo’n 10.000 Moslims als martelaren, en de strijd die zij voerden resulteerde in de verwijdering van de Qadiani minister uit de regering.
16. In de maand Rabi’ al Awwal, 1394 na Hijra (April 1974) werd er een grote conferentie gehouden door de Moslim Word League in Mekka, die bezocht werd door afgevaardigden vanuit de hele wereld. Deze conferentie heeft aangekondigd dat deze sekte een beweging van kufr (ongeloof aan Islam) is, en dat iedereen die zich ermee bezig houdt buiten de Islam valt. De Moslims werden geadviseerd om dit gevaar uit de weg te gaan, en om niet samen te werken met de Qadianis, of hun doden toe te laten op Islamitische begraafplaatsen.
17. De Majlis al-Oemmah in Pakistan (Een centraal parlement) debateerde met Qadiani leider Mirza Naasir Ahmad, en zijn argumenten werden omvergeworpen door Sheikh Moefti Mahmoed (Moge Allah genade met hem hebben). Het debat duurde bijna 30 uur lang, maar Naasir Ahmad bleef niet in staat om antwoord te geven op de vragen van de Sheikh, en het ongeloof binnen deze groep werd blootgelegd. De Majlis hebben dus de uitspraak gedaan dat de Qadianis beschouwt moeten worden als een niet-islamitische minderheid.
18. De factoren die absoluut vaststellen dat Ghoelam Ahmad een kaafir is, zijn onder andere de volgende;
1. Zijn stelling dat hij een Profeet is.
2. De afschaffing van de Jihaad, ten behoeve van de wensen van de kolonialisten.
3. Zijn gebod dat mensen niet langer de pelgrimstocht naar Mekka moeten verrichten, en zijn aandraging van Qadian als een geschikte vervanger.
4. De vergelijkingen die hij maakt tussen Allah en Zijn Schepsels (mensen)
5. Zijn geloof in de incarnatie van de ziel.
6. Het feit dat hij een zoon toekent aan Allah, en zijn claim dat hij die zoon is.
7. De ontkenning dat het Profeetschap eindigde bij Mohammad (Vrede en zegeningen van Allah zij met hem) en het feit dat hij de deur voor het Profeetschap openzet voor elke willekeur persoon die hier aanspraak op wil maken.
8. De Qadianis hebben sterke banden met Israel. Israel heeft centra en scholen voor hen geopend, en hen geholpen bij het publiceren van een tijdschrift waardoor zij hun informatie naar buiten brengen, en geholpen bij het printen van boeken en publicaties voor wereldwijde distributie.
9. Het feit dat zij invloeden hebben van het Jodendom, Christendom en Al-Baatiniyyah is een duidelijk teken dat zij dit hebben overgenomen, ook al zeggen ze Moslims te zijn.
De verspreiding en hun invloedrijke posities.
1. Het merendeel van de Qadianis zijn woonachtig in Indië en Pakistan, enkelen van hem leven in Israël en de Arabische wereld. Zij proberen, met ondersteuning van de kolonialisten, om de gevoelige en tactische plekken te ontdekken binnen hun woongebieden.
2. De Qadianis zijn zeer actief in Afrika en in enkele westerse landen. In Afrika hebben ze meer dan 5000 leraren en dai’yahs die full-time voor hun sekte werken, door de mensen op te roepen naar Qadianiyyah. Hun brede activiteit in de wereld is een duidelijk bewijs voor de steun die ze hebben van de kolonialisten.
3. De Britse regering ondersteunt de sekte ook, en maakt het de volgelingen uiterst gemakkelijk om posities te bekleden in andere regeringen, het bedrijfsleven en consulaten. Sommigen van de Qadiani zijn hooggeplaatste officieren, werkzaam voor de geheime dienst.
4. De Qadiani gebruiken vele methodes bij het oproepen tot hun dwalend geloof, in het bijzonder speciale leermethodes. Dit omdat er onder hen hooggeschoolde mensen zijn, en vele wetenschappers, technici en doktoren. Zij bezitten een satelliet waarmee ze in Engeland een zender hebben met de naam “Islamic TV”.
Uit al het bovenstaande kunnen we concluderen dat de Qadianiyyah een dwaling is, die niet bij de Islam hoort op wat voor manier dan ook. Het geloof wat zij aanhangen staat loodrecht op de Islam, dus de Moslims moeten uitkijken voor hun activiteiten, omdat de geleerden van Islam het er duidelijk over eens zijn dat het kaafirs zijn.
Voor meer informatie zei het boek; Al-Qadianiyyah door Ihsaan Ilaahi Zahir. Dit boek is ook verkrijgbaar in de Engelse taal, getiteld “Qadiyaniat: an analytical survey”.
Bronvermelding; Al-Mawsoo’ah al-Muyassarah fi’l-Adyaan al-Madhaahib wa’l-Ahzaab al-Mu’aasirah door Dr. Maani’ Hammad al-Joehani, 1/419-423
Het volgende oordeel is uitgesproken door de Islamitische Raad van Fiqh (Majma’ al-Fiqh al-Islami):
Na het debatteren over de vraag die men voorlegde aan de Islamitische Raad voor Fiqh in Kaapstad, Zuid Afrika, wat betreft het oordeel over de Qadianis en hun zustersekte die bekend staat als de Lahoriyyah, en of dezen tot de Moslims gerekend dienen te worden of niet, en of een niet-moslim in staat is om een geval als dit te onderzoeken, zeggen wij het volgende;
In het licht van het onderzoek en de documenten die gepresenteerd zijn aan de leden van de Raad, betreffende Mirza Ghoelam Ahmad al-Qadiani, die opstond in India in deze eeuw, en aan wie de Qadiani en Lahori sektes worden toegekend, en na uitvoerig nadenken over deze informatie betreffende deze twee groeperingen, en na de bevestiging dat Mirza Ghoelam Ahmad inderdaad een claim op het Profeetschap heeft gedaan, en heeft geclaimd dat hij openbaring heeft ontvangen, een claim die aanwezig is in zijn eigen werken en toespraken, waarvan hij bij sommige werken heeft geclaimd dat het om openbaring ging, een claim die hij zijn hele leven heeft gepropageerd en mensen tot het geloof daarin heeft opgeroepen, en op basis van vastgestelde geloofsartikelen in de Islam waarvan het bekend is dat hij ze verwierp, op basis van al het bovenstaande is het volgende het oordeel van de Raad;
Ten eerste: De claims van profeetschap, van Mirza Ghulam Ahmad, en de claim dat hij openbaring heeft ontvangen is een duidelijke ontkenning van bewezen elementen die bestaan binnen de Islam, dat ondubbelzinnig stelt dat het Profeetschap eindigde bij Muhammad (Vrede en zegeningen van Allah zij met hem), en dat geen enkele vorm van openbaring tot iemand zal komen na zijn vertrek. Deze claim die Mirza Ghoelam Ahmad toch maakt, zet hem, en iedereen die het met hem eens is wat betreft deze zaak, buiten de grens van de Islam. Wat betreft de Lahoriyyah, zij ondergaan hetzelfde oordeel als de Qadianiyyah. Hetzelfde oordeel van ongeloof aan Islam is op hen van toepassing, desondanks hun “verzachtende” claim die Mirza Ghulam Ahmad beschreef als een schaduw en uiterlijke manifestatie van onze Profeet Muhammad (Vrede en zegeningen van Allah zij met hem)
Ten tweede: het is niet gepast voor een niet-Moslim rechtbank om te oordelen over iemands geloof of ongeloof, in het bijzonder omdat dit tegen de overeenstemming die de geleerden en de organisaties van de Moslim gemeenschap hebben wat betreft deze zaak. Het oordeel van deze aard is niet acceptabel, tenzij ze gedaan zijn door een Islamitische geleerden die alle kenmerken voor het zijn van een Moslim kent, die de grenzen kent van de Islam en die weet wanneer iemand buiten de Islam staat en een afvallige van het geloof wordt. Ook dient de geleerde een begrip te hebben van de realiteiten van Islam en kufr, en een diepgaand begrip bezit betreffende de uitspraken in de Qur’aan, de Sunnah, en de consensus van de geleerden. Het oordeel van een rechtbank van niet-islamitische aard is ongeldig. En Allah weet het het beste.
Majma’ al-Fiqh al-Islami, p. 13