الوصف
مقالة باللغة الهولندية تتحدث عن أن الرسول -صلى الله عليه وسلم- معصوم فيما يبلغ عن الله؛ لقوله –تعالى-: "وما ينطق عن الهوى إن هو إلا وحي يوحى" [النجم : 3-4].ولهذا قال –تعالى-: "ولو تقوّل علينا بعض الأقاويل لأخذنا منه باليمين ثم لقطعنا منه الوتين فما منكم من أحد عنه حاجزين"، [الحاقة : 44-47]. والأدلة في هذا المعنى متوافرة متكاثرة متواترة.
Onfeilbaarheid van de profeet
[ nederlands - dutch -الهولندية ]
revisie: Yassien Abo Abdillah
Kantoor voor da'wa Rabwah (Riyad)
2013 - 1434
Islam voor iedereen
عصمة النبي صلى الله عليه وسلم
« باللغة الهولندية »
مراجعة: ياسين أبو عبد الله
2013 - 1434
In naam van Allah, de Barmhartige, de Genadevolle
In de Koran zijn verzen in overvloed aanwezig, waarin deze overtuiging volledig wordt gesteund.
Allah zegt:
إِنَّ عِبَادِي لَيْسَ لَكَ عَلَيْهِمْ سُلْطَانٌ إِلَّا مَنِ اتَّبَعَكَ مِنَ الْغَاوِينَ
Want (O, Satan) over Mijn dienaren heb jij geen gezag, behalve over hen die jou volgen uit de misleidingen.
[Soerat al- Hijr, 15:42]
Allah zegt:
قَالَ رَبِّ بِمَا أَغْوَيْتَنِي لَأُزَيِّنَنَّ لَهُمْ فِي الْأَرْضِ وَلَأُغْوِيَنَّهُمْ أَجْمَعِينَ . إِلَّا عِبَادَكَ مِنْهُمُ الْمُخْلَصِينَ
Hij (Satan) zei: “Mijn Heer, omdat ﷻ mij misleid hebt zal ik voor hen op de aarde (alles) schone schijn maken en ik zal hen allen zeker misleiden, behalve Uw dienaren onder hen, die toegewijd zijn.”
[Soerat al Hijr, 15:39-40]
Van deze verzen blijkt dat bedrog en misleiding van Satan en zijn bondgenoten geen invloed hebben op de profeten en gezanten van Allah. Dit wil zeggen dat ze niet kunnen zondigen, aangezien Satan geen invloed op ze kan uitoefenen. Verder kan worden geconcludeerd dat Satan in eigen persoon zijn machteloosheid uitspreekt over het uitoefenen van zijn invloed op handelingen van de profeten. Wat is dan de status van hen die beweren dat het wel zo is?
Allah zegt:
وَاتَّبَعْتُ مِلَّةَ آبَائِي إِبْرَاهِيمَ وَإِسْحَاقَ وَيَعْقُوبَ مَا كَانَ لَنَا أَنْ نُشْرِكَ بِاللَّهِ مِنْ شَيْءٍ ذَلِكَ مِنْ فَضْلِ اللَّهِ عَلَيْنَا وَعَلَى النَّاسِ وَلَكِنَّ أَكْثَرَ النَّاسِ لَا يَشْكُرُونَ
Maar ik (Yusoef) volg het geloof van mijn voorvaderen Ibrahiem (Abraham), Ishaaq (Izaäk) en Y’aqoeb (Jakob). Het past ons niet aan Allah ook maar iets als metgezel toe te voegen. Dat is een deel van Allah’s genade aan ons en aan de mensen. Maar de meeste mensen betuigen geen dank.[Soerat Yusoef, 12:38].
De profeten en gezanten van Allah hebben altijd het rechte pad bewandeld. Ze waren immers gekomen om de eenheid van Allah en Zijn boodschap te verkondigen. Als de profeten zich bezig gehouden zouden hebben met het tegenovergestelde dan waarvoor ze gezonden waren, dan zou hun zending overbodig geweest zijn. Het is Allah die het beste weet wie Hij heeft uitverkoren tot Zijn profeten en Hij heeft ze voor deze taak dan ook uiterst geschikt gemaakt.
Allah zegt:
قَالَ يَا قَوْمِ أَرَأَيْتُمْ إِنْ كُنْتُ عَلَى بَيِّنَةٍ مِنْ رَبِّي وَرَزَقَنِي مِنْهُ رِزْقًا حَسَنًا وَمَا أُرِيدُ أَنْ أُخَالِفَكُمْ إِلَى مَا أَنْهَاكُمْ عَنْهُ إِنْ أُرِيدُ إِلَّا الْإِصْلَاحَ مَا اسْتَطَعْتُ وَمَا تَوْفِيقِي إِلَّا بِاللَّهِ عَلَيْهِ تَوَكَّلْتُ وَإِلَيْهِ أُنِيبُ
Hij (Shu’aib) zei: “Mijn volk! Hoe zien jullie het? Als ik op een duidelijk bewijs van mijn Heer steun en Hij van Zijn kant goed in mijn levensonderhoud voorziet? Ik wil jullie ook niet tegenspreken over wat ik jullie verbied. Ik wens alleen zo goed als ik kan orde op zaken te stellen. Mijn welslagen hangt alleen van Allah af. Op Hem stel ik mijn vertrouwen en wend ik mij schuldbewust.[Soerat Hud, 11:88] De profeet Shu’aib (Jetro) spoorde zijn volk aan om Allah te dienen en geen andere goden naast Hem en dat ze rechtvaardig moesten zijn het drijven van handel. Zijn volk was welvarend en hij wees hen op de bestraffing van het onrechtmatig verkrijgen van bezittingen en het onrecht dat ze anderen aandeden. Zijn volk kwam tegen hem in opstand door te zeggen dat ze niet bereid waren om het geloof van hun voorvaderen op te geven en dat ze beter wisten hoe ze moesten omgaan met hun bezittingen. De profeet Shu’aib (vrede zij met hem) was een welvarende man. Zijn volk begon de spot met hem te drijven door te zeggen: “Ben jij de enige verstandige en rechtschapene die is overgebleven en de rest is dwaas en dwalend?” De profeet Shu’aib (vrede zij met hem) gaf zijn volk aan dat ze zonder reden kwaad waren geworden op hem en dat het een misverstand is als ze denken dat hij jaloers op ze is vanwege hun rijkdom. “Ik wil slechts dat jullie welvaart voor altijd blijft bestaan en dat het niet van tijdelijke duur is. Ik zie dat jullie de weg naar verdoeming in rennen. Hoe kan ik het verdragen dat mijn eigen volk waarvan ik een bloedverwant ben de vernietiging ingaat en dat ik hier niets aan doe! Ik ben slechts een waarschuwer! Waarom zou ik jaloers zijn op jullie bezittingen? Allah heeft mij rijkelijk begunstigd in mijn levensonderhoud die ik rechtmatig heb verkregen (halal). Zien jullie mijn handelen dan niet? Heb ik ooit rijkdom vergaart zoals jullie dat hebben gedaan op een onrechtmatige manier? Hoe kan ik op een onrechtmatige wijze zelf rijkdom vergaren, terwijl ik jullie hiervan tegenhoud? Als mijn handelingen de woorden van mij bevestigen, dan moeten jullie niet twijfelen aan mijn rechtschapenheid en advies.
Allah zegt:
وَمَا أُبَرِّئُ نَفْسِي إِنَّ النَّفْسَ لَأَمَّارَةٌ بِالسُّوءِ إِلَّا مَا رَحِمَ رَبِّي إِنَّ رَبِّي غَفُورٌ رَحِيمٌ
En ik pleit mijzelf niet vrij, want de ego is toch iets dat tot het kwaad aanzet, behalve wanneer mijn Heer genade heeft. Mijn Heer is de meest Vergevensgezinde, de aller Barmhartige.[Soerat Yusoef, 12:53]
De profeet Yusoef (Jozef) heeft niet gezegd dat het zijn eigen ego is dat aanzet tot kwaad, maar dat de ego’s van mensen in het algemeen aanzetten tot kwaad, behalve die van hen over wie Allah erbarmen heeft. De Profeet Yusoef (Jozef) was beschuldigd van seksuele intimidatie door de vrouw van zijn heer. Hij wilde zijn onschuld bewezen hebben om Potifar te laten weten dat hij in zijn absentie niets heeft gedaan om hem te beschamen en te onteren. Nadat Zulaikha (Zelikah) de vrouw van Potifar had toegegeven dat ze de profeet Yusoef valselijk had beschuldigd, werd zijn onschuld duidelijk voor een ieder. Zijn overwinning over de valse beschuldiging en het bewijs van zijn onschuld en zuiverheid zou bij anderen vanuit zijn kant over kunnen komen als zelfzuchtigheid. Hij heeft in nederigheid zijn overwinning gerefereerd aan Allah: “Ik pleit mijzelf niet vrij! Het is Allah die genade heeft over Zijn uitzonderlijke dienaren door hen te beletten voor het begaan van zonden.”
Allah zegt:
إِنَّ اللَّهَ اصْطَفَى آدَمَ وَنُوحًا وَآلَ إِبْرَاهِيمَ وَآلَ عِمْرَانَ عَلَى الْعَالَمِينَ
Allah heeft Adam, Noeh (Noah) en de mensen van Imraan uitverkoren boven de werelden. [Soerat Aal Imraan, 3:33]
Dit vers bevestigt dat profeten verheven zijn boven de werelden. Vestigt in gedachte dat engelen ook tot de schepping van Allah horen. Engelen zijn onschuldig en belet van zonden. Gehoorzaamheid is een eigenschap van de engelen. Ze kunnen nooit en nimmer ongehoorzaam zijn aan de verordening van hun Heer. Als de profeten zondaren zouden kunnen zijn, dan zouden engelen in rank hoger zijn dan hen, terwijl dit vers bevestigd dat de profeten boven de werelden uitverkoren en verkozen zijn.
Allah zegt:
وَإِذِ ابْتَلَى إِبْرَاهِيمَ رَبُّهُ بِكَلِمَاتٍ فَأَتَمَّهُنَّ قَالَ إِنِّي جَاعِلُكَ لِلنَّاسِ إِمَامًا قَالَ وَمِنْ ذُرِّيَّتِي قَالَ لَا يَنَالُ عَهْدِي الظَّالِمِينَ
En toen Ibrahiem (Abraham) door zijn Heer op de proef werd gesteld met de opdrachten die hij uitvoerde zei Hij: “Ik maak jou tot voorganger voor de mensen. Hij (Ibrahiem) zei: “Sommigen van mijn nageslacht ook?” Hij zei: “Mijn verbond zal zich niet uitstrekken tot de onrechtplegers.”[Soerat al- Baqarah, 2:124]
Onrechtplegers en het profeetschap kunnen nooit in een persoon verenigd worden. Onrecht aandoen is een grote zonde. Als de leider (imam) van een volk zelf ontspoord is kan hij nooit en nimmer het volk naar het rechte pad toe leiden. Uit het nageslacht van de profeet Ibrahiem zijn immers de profeten en gezanten van Allah opgestaan. Ze waren waarheidsgetrouw en rechtschapen. Dwaling en laten dwalen zit niet in de het aard van profeten, want het verbond van Allah zal zich niet uitstrekken tot de onrechtplegers.”
Tevens zegt de Koran:
قَالَ يَا قَوْمِ لَيْسَ بِي ضَلَالَةٌ وَلَكِنِّي رَسُولٌ مِنْ رَبِّ الْعَالَمِينَ
Hij (Noeh) zei: “Mijn volk! Er is in mij geen dwaling, maar ik ben een gezant van de Heer der werelden.”
[Soerat al- A’raaf, 7:59]
Wederom zegt de Koran dat profeten niet kunnen dwalen en altijd het rechte pad bewandelen en het volk ernaartoe leiden.
De profeet (vzmh) zegt:
وعن ابن مسعود رضي الله عنه : قال رسول الله – صلى الله عليه وسلم – : ” ما منكم من أحد إلا وقد وكل به قرينه من الجن ، وقرينه من الملائكة : . قالوا : وإياك يا رسول الله ؟ قال : وإياي ، ولكن الله أعانني عليه فأسلم ، فلا يأمرني إلا بخير ”
De eerbiedwaardige Ibn mas’ud heeft gezegd dat de gezant van Allah (vrede zij met hem) heeft gezegd: “Er is niemand van jullie, maar Allah heeft voor hem zijn gezel vastgesteld uit de Djinn en zijn gezel uit de engelen.” Hierop vroegen de mensen: “En u, o gezant van Allah!” Hij zei: “Ook voor mij, maar Allah heeft mij over hem geholpen en is toen moslim geworden, dus hij gebiedt mij niets, behalve het goede.”
[Sahih al- Muslim, Miskaat al- Masabih baab al- Waswasah]
De profeet (vzmh) zegt:
قال أبو هريرة رضي الله عنه سمعت رسول الله صلى الله عليه وسلم يقول: ” ما من بني آدم مولود إلا يمسه الشيطان حين يولد فيستهل صارخا من مس الشيطان غير مريم وابنها”
De eerbiedwaardige Abu Hurairah heeft gezegd: Ik heb de gezant van Allah horen zeggen: “Niemand van de kinderen van Adam is geboren of Satan raakt hem niet aan bij de geboorte. Het kind begint te huilen door de aanraking van Satan, behalve Maryam en haar zoon.”
[Sahih al- Muslim, Sahih al- Bukhari, Miskaat al- Masabih baab al- Waswasah]
De profeet (vzmh) zegt:
عن أنس بن مالك أن رسول الله صلى الله عليه وسلم أتاه جبريل صلى الله عليه وسلم وهو يلعب مع الغلمان فأخذه فصرعه فشق عن قلبه فاستخرج القلب فاستخرج منه علقة فقال هذا حظ الشيطان منك ثم غسله في طست من ذهب بماء زمزم ثم لأمه ثم أعاده في مكانه وجاء الغلمان يسعون إلى أمه يعني ظئره فقالوا إن محمدا قد قتل فاستقبلوه وهو منتقع اللون قال أنس وقد كنت أرئي أثر ذلك المخيط في صدره
De eerbiedwaardige Anas heeft gezegd: “Djibriel kwam bij de gezant van Allah terwijl hij werkzaam was met de kinderen. Hij pakte hem vast en liet hem liggen (op de grond) toen spleet hij zijn borst open en haalde zijn hart naar buiten. Vervolgens haalde hij uit zijn hart een stuk vlees weg en zei: “Dit is in jou een stuk van de Satan.” Hierna waste hij (hart) met het water van Zamzam uit een gouden schaal, toen hechtte hij het dicht en legde het weer terug op haar plaats. De kinderen renden naar zijn moeder (dus zijn zoogmoeder) en zeiden: “Mohammed is om het leven gebracht!” De mensen renden naar hem toe (en troffen hem aan) terwijl zijn kleur was veranderd. De eerbiedwaardige Anas zei: “Werkelijk! Ik heb het litteken op zijn borst gezien.” [Sahih al- Muslim, Miskaat al- Masabih fi Alamat al- Nabuwwah]
De verzen in de Koran die betrekking hebben tot de zonden van profeten is in realiteit geen zonde maar wordt beschouwd als vergeetachtigheid of een uitglijder. Een voorbeeld hiervan is het eten van de verboden boom door de profeet Adam. Allah heeft dit niet beschouwd als een zonde, maar geeft Zelf aan dat hij dit uit vergeetachtigheid heeft gedaan.
Allah zegt:
وَلَقَدْ عَهِدْنا إِلى آدَمَ مِنْ قَبْلُ فَنَسِيَ وَلَمْ نَجِدْ لَهُ عَزْما
En Wij hadden hiervoor aan Adam opdracht gegeven maar hij vergat het. Wij vonden bij hem geen vastbeslotenheid. [Soerat At-Taha, 20:115]
Het is verboden over de zondeval van de profeten en gezanten van Allah te praten met uitzondering van wat er in de Koran en Ahadith is vermeld. In realiteit hebben deze een diepgaande betekenis en worden niet gekenmerkt als zonde. Met het onschuld van profeten en gezanten wordt bedoeld dat ze door Allah zijn gevrijwaard voor het begaan van alle zonden.
Het is noodzakelijk om te geloven dat profeten en gezanten van Allah volledig immuun zijn voor het begaan van zonden, aangezien het ons de zekerheid biedt om hun voorbeelden op te volgen om onszelf zodoende te kunnen corrigeren van alle onvolmaaktheden en gebreken. Als het nou gelooft wordt of niet. Het is echter wel zeker dat onze leiders wel belet moeten zijn van zonden anders zou het onrechtvaardig zijn om gestraft te worden voor het opvolgen van de foute handelingen die ons zijn gegeven door Allah’s gidsen. Dit druist op alle fronten in tegen de wijsheid van Allah.
Bronvermelding : Soerat Aal Imraan, 3:33 Soerat al- Baqarah, 2:124 Soerat al- A’raaf, 7:59 Sahih al- Muslim, Miskaat al- Masabih baab al- Waswasah Sahih al- Muslim, Sahih al- Bukhari, Miskaat al- Masabih baab al- Waswasah Sahih al- Muslim, Miskaat al- Masabih fi Alamat al- Nabuwwah Soerat At-Taha, 20:115.
www.islamhouse.com
Islam voor iedereen !