Description
Onder de grondbeginselen van de mensen van de Soenna en de Gemeenschap is reinheid van het hart en woorden betreffende de Metgezellen van de Profeet (vrede zij met hem).
De familie van de Profeet
De vrouwen van de Profeet en de Metgezellen van de Profeet
عائلة النبي صلى الله عليه وسلم
و زوجاته و أصحابه عليه الصلاة و السلام
Onder de grondbeginselen van de mensen van de Soenna en de Gemeenschap is reinheid van het hart en de tong betreffende de Metgezellen van de Profeet (vrede zij met hem) zoals Allah hen beschreven heeft:
En degenen die na hen kwamen, zeggen: “Onze Heer, vergeef ons en onze broeders, die ons voorafgingen in het geloof, en laat geen wrok in ons hart blijven tegen de gelovigen. Onze Heer! Gij zijt inderdaad Liefderijk, Genadevol.” (Al-Hashr 59 aya 10)
Gehoorzaam hetgeen de Profeet (vrede zij met hem) heeft gezegd: “Wees niet beledigend tegenover mijn Metgezellen. Bij (Allah) in wiens Hand mijn ziel ligt!, als een van jullie goud (opgestapeld) als (een berg) Uhud uitgeven zal het niet gelijk zijn aan een klein beetje van hen, noch de helft daarvan.” (Boecharie, Moeslim, Aboe-Dawoed, at-Tirmidi, Ibn Majah, Ibn Hanbal)
De mensen van de Soenna accepteren wat de Koran, de Soenna en de overeenstemming bracht door de Sahaba’s deugdzaamheid en hoge rangen; Zij verkiezen degenen die (hun rijkdom) uitgaven en vochten vóór de overwinning (welke het verdrag van Hudaybiyah* is) boven degenen die uitgaven en vochten ná de overwinning. Zij verkiezen de Muhaijrun boven de Ansar (helpers). Zij geloven dat Allah tegen de mensen van Badr heeft gezegd (ze waren met meer dan driehonderd): “Doe wat je wilt, Ik heb jullie al vergeven.” (Aboe Dawoed) En: “zij geloven dat niemand die onder de boom trouw heeft beloofd aan de Profeet (vrede zij met hem) de Hel zal betreden.” (Moslim), zoals de Profeet (vrede zij met hem) heeft verklaard, maar dat Allah tevreden was met hen en zij tevreden met Hem, en ze waren met meer dan veertienhonderd.
Zij dragen diegenen aan het Paradijs over die de Boodschapper van Allah (vrede zij met hem) toewees zoals de tien**, en Thabit Ibn Qays Ibn Shammas, en anderen onder de Metgezellen.
Zij accepteren waar constant verslag van is gedaan door de Prins van de Gelovigen, Ali Ibn Talib (moge Allah tevreden met hem zijn) en van anderen die de beste mannen van de Oemma na de Profeet zijn: Aboe Bakr, dan Omar, dan Othman en de vierde is Ali Ibn Talib (moge Allah tevreden zijn met hen allen). Alle overleveringen wijzen op, en alle Sahabah zijn het eens over het geven van voorrang aan Othman vanwege zijn trouw (al-Ba’iah), alhoewel sommige van de mensen van de Soenna redetwisten of Othman of Ali (moge Allah met hen beide tevreden zijn) voorrang geniet, nadat zij (de mensen van de Soenna) het eens waren over het verlenen van voorrang aan Aboe Bakr en Omar. Sommige mensen geven voorrang aan Othman en bleven zwijgen en beschouwen Ali als vierde. Echter sommige mensen verkiezen Ali. En sommigen bleven neutraal. Maar de mensen van de Soenna stelden de voorkeur aan Othman. Ondanks deze zaak (Othman of Ali) is het niet van fundamenteel belang de meerderheid van de mensen van de Soenna beschouwen dit (menings)verschil niet als het worden misleid.
Ahl As Soenna geloven dat de Khalief na de Boodschapper van Allah (vrede zij met hem) Aboe Bakr is, daarna Omar, dan Othman en dan Ali, en dat wie dit khaliefschap betwist van een van deze Imams waarlijk meer verloren is dan een ezel.
Ahl As Soenna en anderen moeten zich niet bezighouden met wat er tussen de Sahabah is gebeurd met betrekking tot het meningsverschil maar ze moeten zeggen: Deel van de overleveringen die zijn verteld over de fouten zijn onwaar, en sommige ervan zijn toegevoegd of zijn weggelaten of vervormd, het deel ervan wat waar is, is er van vrijgesteld, want of ze uitten hun persoonlijke mening en waren correct, of ze uitten hun persoonlijke mening en waren fout.
Ahl As Soenna denkt niet dat elk van de sahaba onfeilbaar is van het verrichten van ernstige of lichte zonden, maar dat zij blootgesteld zijn aan het plegen van algemene overtredingen. Niet tegenstaande dat hen de voorkeur tot het accepteren van de Islam toehoort en in het doen van goede daden welke hen kwalificeren voor vergiffenis van wat zij gepleegd zouden hebben, tot de mate dat hun overtredingen zijn vergeven. Dezelfde overtredingen zullen hen die na hun komen niet vergeven worden omdat zij (de Sahabah) een tegoed aan daden hebben die de slechte daden overstijgt, een verdienste die de generaties na hen niet hebben. Het is bevestigd door het volgende wat de Profeet (vrede zij met hem) heeft gezegd: “Zij zijn de beste van alle generaties.” (Boecharie en Moslim) en: “Dat het kleine beetje liefdadigheid wat iemand van hen gegeven kan hebben beter is dan een stapel goud met de grootte van de berg Oehoed gegeven door iemand die na hen komt.” (Boecharie en Moslim)
Bovendien, als iemand van hen (de Sahabah) een daad van overtreding beging, toonde hij er berouw voor of hij deed goede daden die de overtreding van hem wegnamen, of hij werd vergeven door de deugdzaamheid van het accepteren van de Islam vanaf het begin of bij de voorspraak bij Mohammed (vrede zij met hem) aangezien zij het meeste zijn voorspraak verdienen, of een ramp werd hem toegebracht welke zijn overtreding bedekte. Maar dit is in zake van feitelijke overtredingen. Hoe zit het dan met zaken waarin zij mujtahids (onafhankelijke beslissingen in wets- of theologische zaken formuleren) waren? Als zij correct waren in hun ijtihad ontvangen zij een dubbele beloning en als zij verkeerd zaten ontvangen zij een beloning en wordt de fout hen vergeven.
Bovendien, het onaangenaam aantal van hun daden is te verwaarlozen in vergelijking met hun goede eigenschappen (deugdzaamheid), hun verdienste door het geloven in Zijn Boodschapper, de jihad op Zijn Weg, de Hijrah (emigratie) van Mekka naar Medina, de steun aan de Profeet en het geloof, de geldige kennis en de goede daden. Wie objectief het leven van de Sahabah bestudeert met inzicht en met wat Allah hun geschonken heeft aan deugdzaamheid zal zonder twijfel ontdekken dat zij de beste mensen zijn na de Profeet (vrede zij met hem), dat er nooit eerder mensen zoals hen waren en nooit zullen zijn en dat zij waarlijk de beste generatie van de generaties van de Oemma zijn, en de Oemma die op zichzelf al de beste van de generaties is en de meest eervolle in de ogen van Allah, de Verhevene.
Ahl As-Soenna behoort te houden van de familie van de Profeet, hen te steunen en de wil van de Profeet te eren met in achtneming van hen, zoals hij heeft gezegd in Ghadir al-Khum: “Ik vraag jullie bij Allah om voor mijn familie te zorgen. Ik vraag jullie bij Allah om voor mijn gezin te zorgen.” (Moslim)
De Profeet (vrede zij met hem) zei tegen zijn oom Al-Abbas toen hij klaagde over een aantal mannen van Qoeraish die kwaad waren op Bani Hashim (de stam van de Profeet): ‘Bij Allah, in wiens Handen mijn ziel ligt! Ze zullen nooit gelovigen zijn tot zij van jou houden omwille van mijn band met jou.” (overgeleverd door Ahmad Ibn Hanbal en anderen)
De Profeet (vrede zij met hem) zei: “Waarlijk, Allah koos de zonen van Isma’iel, en vanuit hen koos Hij Kinanah, en van Kinanah koos Hij Qoeraish en vanuit Qoeraish koos hij Banu Hashim, en van Banu hashim koos Hij mij.
Ahl As-Soenna moet hun steun geven aan de vrouwen van de Profeet (vrede zij met hem), de Moeders van de Gelovigen, en zij moeten geloven dat zij zijn vrouwen zullen zijn in het Hiernamaals, vooral Khadijah (moge Allah tevreden met haar zijn), de moeder van de meeste van zijn kinderen, wie hij enorm respecteerde.
En Aisha, as-Saddiq, de dochter van Aboe Bakr As Saddiq (Moge Allah tevreden zijn met haar en haar vader) over wie de Profeet (vrede zij met hem) zei: “Aisha’s supperiorteit over vrouwen is net als at-Tharid (een bord met gedrenkt brood, vlees en brood) is over de rest van het voedsel. (Overgeleverd door Boecharie en Moslim)
Ahl As Soenna moet zich verwijderen van de Rawafid leer, diegenen die de Metgezellen van de Profeet haten en hen beledigen.
Ze moeten zich verwijderen van de Nawasib leer (diegenen die de Familie van de Profeet verbaal of feitelijk kwaad doen).
Onder de fundamenten van de mensen van de Soenna en de Gemeenschap valt het geloof in de wonderen van de Awliya: Allah creëerde bovennatuurlijke gebeurtenissen via hen in alle aspecten van het leven, openbaringen (Mukashafat), kracht en indrukken. Dit is bij vele naties bekend in Soerah Al kahf (hoofdstuk 18) en in andere hoofdstukken van de Koran en is bekend van de vroegere mensen van deze Oemma tussen de Sahabah en de Tabi’un en tussen de rest van de generaties van deze Oemma. Het zal met ze zijn op de Dag van de Herrijzing.
* Sommige overleveraars geloven dat de overwinning (al Fath) de bevrijding van Mekka is. (zie Tafsier Ibn Kathir, VIII, p. 37-39 in zijn commentaar p vers 10 van Soerah Al Hadid 57.)
** Dit zijn: Aboe Bakr, Omar, Uthman, Ali, Talhah, As-Zubair, Sa’d Ibn Abi Waqqas, Sa’id ibn Zayd, Abd arRahman Ibn Awf en Aboe Oebaidah Ibn al-Jarrah.