الوصف
كتاب باللغة الهولندية يبين أن حاجة الأمة إلى معرفة سيرة المصطفى صلى الله عليه وسلم، والاقتباس من مشكاة النبوة فوق كل حاجة، وستظل السيرة العطرة الرصيد التاريخي والمنهل الحضاري، والمنهج العلمي والعملي الذي تستمد منه الأجيال المتلاحقة.
Alle lof behoort aan Allah.
De profeet Moh'ammed ibn (zoon van) 'Abdoellah ibn 'Abdoel-Moettalib ibn Hasjiem (vzmh) behoorde tot de stam Hasjiem. Dit is de familienaam van de profeet (vzmh) en het is een tak van Qoeraysh; een stam waar bijna heel Mekkah toebehoorde in die tijd. De stamboom van Moh'ammed (vzmh) is betrouwbaar tot aan Ismaël (vzmh), een zoon van Abraham (vzmh), die samen al-Ka'bah gebouwd hebben. De moeder van Ismaël (vzmh) is Hadjar, afkomstig uit Egypte.
Ismaël (vzmh) is de vader van alle Arabieren. Eén van zijn zonen heette 'Adnan. 'Adnan had twee zonen: Aaqoe en Maadoe. Aaqoe ging naar Jemen. Een afstammeling van Aaqoe was de laatste koning van Jemen, Thoenewes. Hij was de laatste koning van zijn stam Hemjer. Hij was een jood. Zijn land lag naast het land Nadjraan (ten zuiden van Saoedi-Arabië). Daar waren de meeste mensen christen. Met zijn leger trok Thoenewes dit gebied in en dwong de mensen jood te worden. Bekeerde men zich niet tot het jodendom, dan zou men gedood worden. Daar de meeste weigerden, zijn er veel mensen gedood. De weigeraars werden in een grote kuil gedreven. Zo'n 20.000 mensen werden daar óf verbrand óf onthoofd. Dit verhaal staat in de Koranin Soerah al-Boeroedj (85), aayah 4-8: “Verdoemd zijn de gravers van de kuil. Van het vuur met zijn brandhout. Toen zij er omheen zaten. En zij getuigen waren van wat zij de gelovigen aandeden. En zij wreekten zich alleen op hen omdat zij geloofden in Allah, de Geweldige, de Geprezene."
Eén persoon (Dawsoe dhoe Thalahaan) kon ontsnappen en ging naar de Romeinse keizer, die ook christen was. Hij vroeg de keizer om hulp. De keizer antwoordde: “Dit land ligt te ver van mij vandaan, maar ik zal een brief (een bevel) schrijven naar de koning van Abessinië (Ethiopië). Hij is ook christen en hij zal jullie helpen." Deze koning heette Nadjaqshie. De vluchteling bracht de brief naar de koning en deze koning stuurde 70.000 soldaten met de ontsnapte man mee terug naar Jemen.
De leider van dit leger was Arjat. Eén van de soldaten was Abraha. Het leger ging per boot over de Rode Zee naar Jemen. Aan de kust ontmoeten beide legers elkaar (joden en christenen). De christenen wonnen. De sultan van Jemen was nu Arjat en hij bleef vele jaren aan de macht, maar onder het koninkrijk van Abessinië. De macht van Abraha groeide en hij werd gelijk met Arjat. Arjat ging naar Abraha en pakte een speer en sloeg Abraha in het gezicht. Een grote wond in het gezicht veroorzaakte een litteken. Zijn bijnaam werd daarom Abraha al-Asjram (het litteken). Een schildknaap van Abraha doodde Arjat. Nu was Abraha baas van Jemen.
Abraha bouwde een hele grote kerk in Sana-a, de hoofdstad. Abraha schreef een brief aan zijn koning in Abessinië, waarin hij schreef dat hij deze kerk had gebouwd zodat de Arabieren naar deze kerk op H'adj (bedevaart) konden gaan, in plaats van al-Kabah in Mekkah. De Arabieren hoorden dit en werden heel boos en weigerden hun bedevaartsoord te veranderen. Eén van hen werd zo boos dat hij naar de kerk ging en zijn behoefte deed in de kerk en vluchtte weer terug naar zijn land. Toen Abraha dit hoorde en zag dat de Arabieren zijn kerk weigerden als bedevaartsoord te nemen, werd hij ontzettend boos. Daarom vormde hij een leger met olifanten en ging richting Mekkah om al-Ka'bah te vernietigen.
In de buurt van Mekkah stuurde Abraha een man (Hanata) naar Mekkah met de boodschap dat ze niet kwamen voor een oorlog, maar om al-Kabah te vernietigen. Als men weerstand zou bieden, dan zou het wel een oorlog worden. Indien men geen weerstand biedt, dan zou één van hun leiders met Hanata mee terug naar Abraha moeten komen. De leider van Qoeraysh was de opa van Moh'ammed (vzmh), 'Abdoel-Moettalib. Het antwoord van hen aan Hanata was dat zij al-Kabah niet konden verdedigen maar dat dit het 'Huis' was van Allah, en Allah zou het verdedigen. 'Abdoel-Moettalib ging met Hanata mee naar Abraha en nam enkele zoons mee.
Toen 'Abdoel-Moettalib bij Abraha aankwam, kreeg Abraha meteen respect voor hem, vanwege zijn houding en zijn kleren. Daarom ging Abraha samen met 'Abdoel-Moettalib op een tapijt zitten, in plaats van zijn koninklijk ligbed. Abraha vroeg zijn vertalers wat 'Abdoel-Moettalib te vertellen had. 'Abdoel-Moettalib zei: “Abraha moet 100 kamelen teruggeven die hij van mij heeft afgenomen." Abraha zei: “De eerste keer dat je mij verbaasde was toen ik je zag, nu verbaas je me weer. Wij zijn hier om al-Ka'bah te vernietigen en jij begint te praten over je kamelen." 'Abdoel-Moettalib zei: “Ik ben de eigenaar van de kamelen dus ik zal ze beschermen. Al-Ka'bah is van Allah en Allah zal Zijn bezit beschermen." Abraha zei: “Het maakt niet uit wie de eigenaar is, ik zal al-Ka'bah vernietigen." 'Abdoel-Moettalib zei: “Dat is dan tussen jou en Allah."
'Abdoel-Moettalib ging weer terug naar de Qoeraysh in Mekkah en beval hen te vluchten naar de bergen, omdat zij niet bij machte waren om dit leger te bevechten. Hijzelf en enkele anderen bleven achter en bleven bij de deur van al-Ka'bah en zij baden tot Allah de Verhevene. Toen Abraha naar al-Ka'bah ging om het te vernietigen, zond Allah zwermen vogels die brokken/stenen lieten vallen. Vele werden gedood, verloren ledematen of vluchten. Abraha stierf niet meteen, maar kreeg zweren. Hij keerde terug naar zijn stad en daar stierf hij. Dit jaar is het jaar van de geboorte van de profeet Moh'ammed (vzmh), in het jaar 570 n.C.
Nadat dit verhaal bekend was, kreeg men veel respect voor Qoeraysh, vooral voor de tak van 'Abdoel-Moettalib, de Haasjiemmie. Dit verhaal is belangrijk omdat men eruit kan afleiden dat al-Ka'bah van Allah de Almachtige is, en voor alle mensen.
De moeder van Moh'ammed (vzmh) ging naar 'Abdoel-Moettalib om te vertellen dat ze een kind had gekregen en dat hij dus opa was geworden. Hij nam de baby mee naar Al-Ka'bah en hij bad met de baby in zijn handen. Hij gaf hem de naam Moh'ammed. Het was een vreemde naam en het was de eerste keer dat iemand deze naam kreeg.
De naam van de profeet (vzmh) is: Moh'ammed ibn 'Abdoellaah ibn 'Abdoel-Moettalib ibn Haashim…, totdat deze bij de profeet Ismaa'iel (vzmh), de zoon van Ibraahiem (vzmh), uitkomt. De profeet (vzmh) behoorde tot de Haasjiemmie clan, een tak van de stam Qoeraysh.
Zijn vader was 'Abdoellaah, die op 24-jarige leeftijd trouwde met Aminah bintoe Wahb ibn 'Abd-Manaaf. Aminah, de moeder van de profeet (vzmh) had gedroomd dat een engel haar vertelde dat de baby die geboren zou worden Ah'med genoemd moest worden. Aldus noemde ze hem Ah'med, terwijl 'Abdoel-Moettalib zijn kleinzoon Moh'ammed noemde. Volgens een overlevering van Aboel-Fida antwoordde 'Abdoel-Moettalib op de vraag van de mensen waarom hij zijn kleinzoon een nieuwe naam gegeven had en hierdoor alle voorgaande namen in zijn familie negeerde: “Dit is omdat ik het verlangen heb dat mijn kleinzoon door iedereen in de wereld geprezen wordt."
Ah'med is een vorm van het zelfstandig naamwoord van uitstekendheid. Moh'ammed of Moeh'ammad stamt af van de lijdende vorm van het deelwoord “Mah'moed" (wat ook een naam is van de profeet (vzmh), wat betekent: degene in wie de beste, prijzenswaardige eigenschappen zo uitstekend zijn verenigd, dat er geen ruimte over is voor enige toevoeging of verbetering. En inderdaad was Moh'ammed ibn 'Abdoellaah de meest perfecte mens die ooit geleefd heeft en die ooit zal leven.
Moh'ammed ibn 'Abdoellah werd geboren in Mekkah in het jaar 570 n.C., in "het jaar van de olifant". Vóór zijn geboorte stierf zijn vader 'Abdoellah op 24 jarige leeftijd, tijdens een reis naar As-Shaam (Syrië, Palestina en Libanon) en hij is begraven in Medinah. Door de dood van zijn vader, kwam Moh'ammed (vzmh) als eerste onder de bescherming van zijn opa 'Abdoel-Moettalib. Na de dood van zijn opa kwam Moh'ammed ﷺ onder de bescherming van zijn oom Aboe Taalib. De moeder van Moh'ammed (vzmh) stierf toen hij zes jaar was.
De vader van de profeet (vzmh), 'Abdoellah, stierf toen zijn vrouw, Aminah bintoe Wahb, twee maanden zwanger was. Het was toen de gewoonte als een kind geboren werd in de stad, om hem naar het platteland te brengen, om hem bij de mensen daar op te laten groeien, dit in verband met de robuuste manier van leven, de taal, etc. Dit voor enkele jaren. Het pleeggezin hoefde geen familie te zijn. Degene die voor het kind zorgde, kreeg daar een beloning voor. De vrouw die Moh'ammed (vzmh) verzorgde was van de stam Banie Sa'd , haar naam was H'alimah bintoe Abie Thoe'ayb. Haar man heette Al-H'aarieth ibn Abdoel-'Oezzaa. De kinderen van de zoogmoeder waren 'Abdoellah , Aniesah en Djoedaamah, maar de laatste was bekend als Shaymaa-e. De mensen in Mekkah (Qoeraysh) brachten nooit hun kinderen naar H'aliemah bintoe Abie Thoe'ayb, omdat ze bekend stond als arm en ze bezat geen land. Toen Moh'ammed (vzmh) bij dit gezin kwam, werd het een van de rijkste families van de omgeving. De dieren werden gezond, de gewassen groeide goed. Alles ging beter en alles ging goed. Toen Moh'ammed (vzmh) 5 jaar was, kwamen er engelen bij hem, die uit zijn borst een zwart stuk sneden. Dit was het slechte in hem. Zijn pleegbroeder en pleegzusters zagen dit gebeuren. De kinderen dachten dat hij (vzmh) dood was, en in paniek gingen ze naar hun moeder om te vertellen wat er gebeurd was. Bang geworden van deze gebeurtenis, werd Moh'ammed (vzmh) weer naar zijn biologische moeder (Aminah bintoe Wahb) en naar zijn opa (' Abdoel-Moettalib) gebracht.
Toen Moh'ammed (vzmh) 6 jaar was, stierf zijn moeder. Zij was onderweg tussen Mekkah en Medinah. Deze plek heet Al'abwaa-e. Ze was op bezoek geweest in Medinah bij haar stamgenoten en familie, waar ze oorspronkelijk vandaan kwam. Onderweg terug naar Mekkah overleed ze. Daarna kwam de jonge Moh'ammed (vzmh) onder de verantwoordelijkheid van zijn opa 'Abdoel-Moettalib.
'Abdoel-Moettalib maakte in Al-Ka'bah een zitplaats (een kleed) voor Moh'ammed (vzmh). De zonen van 'Abdoel-Moettalib wisten dat dit kleed van hun vader was, dus gingen ze er nooit op zitten. Toen de kleine Moh'ammed (vzmh), 6 jaar, in de Al-Ka'bah kwam, ging hij (vzmh) meteen op dit kleed zitten. De anderen trokken hem weg en zeiden dat hij niet op dit kleed mocht zitten. 'Abdoel-Moettalib zei toen tegen zijn zonen: “Laat hem met rust, hij zal iets groots worden in de toekomst," en streelde hem over zijn rug en bleef met hem (vzmh) op het kleed zitten.
Toen de profeet Moh'ammed (vzmh) 8 jaar was, overleed zijn opa. Daarna kwam Moh'ammed (vzmh) onder de zorg van zijn oom Aboe Taalib , de broer van zijn vader 'Abdoellah. Toen Moh'ammed (vzmh) 12 jaar was, reisde zijn oom naar As- Shaam voor een handelsreis. Voordat zijn oom wegging, pakte Moh'ammed (vzmh) zijn oom vast en zei dat hij mee wilde. En hij (vzmh) mocht mee. Onderweg ruste ze uit in de stad Boesra. Daar zagen ze een monnik en deze heette Boeh'ayrah. Hij was een grote geleerde in de Indjiel (het Evangelie, de Bijbel), en hij zag de kleine jongen (vzmh). Boeh'ayrah ging nooit naar iemand van Qoeraysh toe. Maar nu dat hij Moh'ammed (vzmh) zag, pakte de monnik de jongen (vzmh) vast en begon met hem te praten. Boeh'ayrah vroeg aan Aboe Taalib wie deze jongen was, is hij van jou? Omdat Aboe Taalib veel van Moh'ammed (vzmh) hield, zei hij: “Hij is mijn zoon." Boeh'ayrah zei: “Hij is niet jou zoon, het past hem niet dat zijn vader nog in leven is." Boeh'ayrah wist van de komst van een profeet, en herkende Moh'ammed (vzmh) aan een moedervlek op zijn rug: de zegel van profeetschap van uit de Indjiel. Daardoor wist Boeh'ayrah dat zijn vader niet meer leefde. Aboe Taalib zei: “Dat klopt, hij is niet mijn zoon, maar de zoon van mijn broer." Boeh'ayrah vroeg: “Wat is er met zijn vader gebeurd?" Aboe Taalib antwoordde: “Zijn vader is overleden terwijl zijn vrouw nog zwanger was." Boeh'ayrah zei: “Dat klopt, je hebt gelijk. Neem hem mee terug naar zijn stad en pas op voor de joden. Want als zij weten van zijn bestaan, zullen ze slechte dingen met hem doen." Daarna keerde zij terug naar Mekkah, waar Moh'ammed (vzmh) werkte als herder.
Moh'ammed (vzmh) begon zijn jeugd als herdersjongen. Daarna reisde hij met zijn oom Aboe Taalib mee tijdens handelsreizen naar As-Shaam. Na deze handelsreizen maakte hij enkele reizen in dienst van een rijke weduwe, Khadiedjah (moge Allah tevreden met haar zijn). Vanwege zijn eerlijkheid mocht Moh'ammed (vzmh) de zaken van de weduwe behartigen. Nadat Moh'ammed (vzmh) bewezen had dat hij betrouwbaar was en nadat een dienaar van Khadiedjah, Maysarah genaamd die Moh'ammed (vzmh) vergezelde tijdens enkele reizen, vele positieve dingen vertelde over hem, raakte Khadiedjah geïnteresseerd in Moh'ammed (vzmh). Maar het kwam niet in zijn gedachten om met haar te trouwen. Ten eerste omdat zij 15 jaar ouder was en ten tweede was zij veel rijker en hoger van stand dan hijzelf. Ondanks dit, stuurde Khadiedjah (moge Allah tevreden met haar zijn) haar vriendin Nafiesah naar Moh'ammed (vzmh) toe met een huwelijksaanzoek.
Zo trouwde Moh'ammed (vzmh) met Khadiedjah toen hij 25 jaar oud was. Ofschoon zij 15 jaar ouder was, was Moh'ammed (vzmh) heel erg gelukkig met haar. Daarnaast gaf dit huwelijk hem grote invloed en aanzien onder de vooraanstaanden van Mekkah.
Toen Moh'ammed (vzmh) nog jong was, leerde hij de vaardigheden van het vechten. Dit was de gewoonte van de Arabische jeugd in die tijd. Maar in tegenstelling tot de andere jongeren, ging hij nooit naar gelegenheden en bijeenkomsten waar alcohol gedronken werd en waar gegokt werd. Het aanbidden van afgodsbeelden verafschuwde hij ontzettend, terwijl in die tijd de mensen van Qoeraysh in Mekkah en vele andere stammen in Arabië afgodaanbidders waren. Niet alleen in Mekkah, maar door heel Arabië kreeg zijn deugdzaamheid, oprechtheid, eerlijkheid en betrouwbaarheid een zodanig grote bekendheid, dat men hem As-Sadiq (de eerlijke) en Al-Amien (de betrouwbare) noemde, in plaats van zijn eigen naam.
Moh'ammed (vzmh) was een bescheiden man met zulk vroom verstand, dat Allah de Verhevene hem in de Edele Koran beschrijft als: "En voorwaar, jij beschikt over een hoogstaand karakter." (Soerat Al-Qalam (68), aayah 4)
Hij was een liefhebber van stilte en rust. Van tijd tot tijd trok hij zich terug van zijn familie en ging dan naar de H'iraa grot, in een heuvel vlakbij Mekkah, om na te denken over de schepping van de hemelen en de aarde. Zijn vrouw Khadiedjah (moge Allah tevreden met haar zijn) moedigde hem aan en ze had de gewoonte om hem eten mee te geven naar de grot.
De maand Ramadhan; een Arabische maand waarvan wordt gezegd dat alle Hemelse Boeken, inclusief de Koran, in deze maand zijn geopenbaard. Het was een nacht aan het einde van de maand Ramadhaan. Moh'ammed (vzmh) was veertig jaar oud toen zijn kracht, uithoudingsvermogen en het vermogen om de zware last van de Openbaring op zich te nemen volledig ontwikkeld waren ten gevolge van de voortdurende gebeden en diepe overdenkingen in afzondering, verscheen de engel Djibriel (Gabriël) (vzmh) voor hem en zei tegen hem: “Lees!" De profeet (vzmh) antwoordde: “Ik kan niet lezen." De engel (vzmh) greep hem en liet hem weer los en zei weer: “Lees." De profeet (vzmh) antwoordde voor de tweede keer: “Ik kan niet lezen." De engel (vzmh) greep hem weer stevig vast en liet hem weer los en zei: “Lees." Toen de profeet (vzmh) voor de derde keer antwoordde dat hij niet kon lezen, greep de engel (vz mhm) hem voor de derde keer op dezelfde manier stevig vast. Vervolgens liet hij de profeet (vzmh) weer los en zei: "Lees voor! In de naam van jouw Heer, Die heeft geschapen. Hij heeft de mens geschapen van een bloedklomp. Lees voor! En jouw Heer is de Meest Edele. Degene Die onderwezen heeft met de pen. Hij heeft de mens onderwezen wat hij niet wist." (Soerat Al-'Alaq (96), aayah 1-5) Terwijl de profeet (vzmh) de grot verliet, hoorde hij dezelfde stem zeggen: “O Moh'ammed, jij bent de boodschapper van Allah, en ik ben Gabriël." Vervolgens keek hij omhoog en zag de engel: lijkend op een man, staand in de lucht boven de horizon. Plotseling verdween de engel. Daarna keerde Rassoel-Allah (vzmh) zeer bang terug naar huis. Zijn vrouw Khadiedjah (moge Allah tevreden met haar zijn) steunde hem en verzekerde hem telkens weer en vertelde hem dat hij een profeet zou zijn voor de mensen.
De profeet Moh'ammed (vzmh) begon met preken bij zijn familie, verwanten en goede vrienden in het geheim, voor de eerste drie jaar van zijn missie. De boodschap luidde: aanbid de Enige God (Tawhied). Aan het eind van het derde jaar na de eerste Openbaring, beval Allah (Verheven en Geprezen is Hij) Zijn profeet (vzmh) de Boodschap in het openbaar te verkondigen aan de hele mensheid, om alleen de Enige God te aanbidden en de aanbidding van afgoden en afgodsbeelden te verlaten. In het begin van zijn oproep, beschuldigden de mensen van Mekkah de profeet (vzmh) van krankzinnigheid, ze werden vijandig, ze bespotten en vernederden hem. Degenen die het meest vijandig waren, waren zijn oom Aboe Lahab en zijn vrouw, en Aboe Djahl. Op een dag had de profeet (vzmh) de leden van Qoeraysh gevraagd om zich te verzamelen. Toen hij (vzmh) de Boodschap van de Islam begon te verkondigen, riep Aboe Lahab kwaad: “Laat jij ons hiervoor komen, Moh'ammed? Moge jouw handen vernietigd worden!" Hierop openbaarde Allah de Verhevene deze Soerah: “Vernietigd zijn de handen van Aboe Lahab en vernietigd is hij. Zijn bezit en wat hij voortbracht, baat hem niet. Hij zal een vuur van vlammen (de Hel) binnengaan). En ook zijn vrouw, aandraagster van brandhout (lasteraar). Om haar nek een touw met vezels." (Soerat Al Masad (111)) De ongelovigen begonnen hun slaven die geloofden in de Islam te martelen en ze ontmoedigden de volgelingen van Moh'ammed (vzmh). Maar de Qoeraysh stam aarzelde om de profeet (vzmh) te kwetsen omdat zijn oom Aboe Taalib, die een belangrijke positie had in Mekkah, hem beschermde. Tegelijkertijd verzochten Qoeraysh Aboe Taalib om Moh'ammed (vzmh) te verlaten of hem er van te weerhouden de oproep tot de Islam te verspreiden. Maar Aboe Taalib weigerde. 'Oemar ibn Al-Khattaab bekeert zich tot de Islam 'Oemar was in het begin één van de grootste vijanden van de Islam. Ontzettend gefrustreerd maakte hij op een dag aan de ongelovigen zijn plan bekend om Moh'ammed (vzmh) uit de weg te ruimen. Nadat Aboe Djahl van dit gruwelijke plan hoorde, moedigde hij hem aan door hem honderd kamelen en duizend Oeqiyah (ongeveer 125 kg) zilver aan te bieden, als dit plan verwezenlijkt was. In deze toestand kwam hij met getrokken zwaard naar buiten op zoek naar Moh'ammed (vzmh). Sa'd ibn Aboe Waqqaas vroeg hem: “Waar ga je naar toe in deze toestand?" 'Oemar antwoordde: “Ik ga Moh'ammed vandaag vermoorden, zodat het onheil dat de Mekkanen is overkomen niet langer ervaren wordt." Sa'd ibn Aboe Waqqaas zei tegen 'Oemar: “Vrees jij niet de wraak van Banoe Haashim?" 'Oemar antwoordde: “Zo lang er een zwaard in mijn hand is, vrees ik niemand," en voegde er aan toe: “Je lijkt een trouwe aanhanger van Moh'ammed, laat me jou eerst vermoorden." Sa'd ibn Aboe Waqqaas antwoordde: “Zorg eerst voor jouw eigen gezinsleden, voordat je Moh'ammed en mij vermoordt, want jouw zus heeft de Islam ook omarmd." Nadat hij dit bijtende antwoord hoorde, keerde 'Oemar vol woede om en ging rechtstreeks naar het huis van zijn zuster. Zijn omkeer richting het huis van zijn zuster was in feite zijn omkeer naar de Islam. Khabbaab ibn Al-Aratt was op dat moment Faatimah, de zuster van 'Oemar ibn al-Khattaab, en Sa'id ibn Zayd, haar man, les in de Koran aan het geven. Nadat zij de voetstappen hoorden, verborg Khabbaab zich ergens in het huis, samen met de geschreven bladzijden van de Koran. 'Oemar vroeg in een vlaag van woede: “Wat waren jullie aan het lezen?" En hij raakte slaags met zijn schoonbroer en sloeg hem genadeloos. Toen zijn zuster tussen beiden kwam om haar man te helpen, sloeg 'Oemar haar, wat een bloedende wond veroorzaakte. Daarop verzamelde zij genoeg moed om haar broer uit te dagen en zei: “'Oemar, wij zijn moslims geworden en wij gehoorzamen Moh'ammed (vzmh), dus doe maar wat je wilt." Na dit moedige antwoord keek 'Oemar naar het bloedende gezicht van zijn zuster en zijn hart was geroerd door deze zielige aanblik. Hierdoor nam zijn woedeaanval behoorlijk af. 'Oemar vroeg zijn zuster vervolgens om hem te laten zien wat zij aan het lezen waren. Aangezien 'Oemar nu bij zinnen was en verstandig sprak, durfde zijn zuster hem te vragen om eerst een bad te nemen, voordat hij het heilige geschrift aan zou raken. 'Oemar nam een bad en las toen de Woorden van Allah de Verhevene en gaf hartstochtelijk toe: “Wat een prachtige woorden zijn dit, ik voel de invloed ervan in mijn hart."
Nadat Khabbaab dit hoorde, kwam hij uit zijn schuilplek tevoorschijn en zei: “Gefeliciteerd, O 'Oemar! De gebeden van Moh'ammed (vzmh) zijn geaccepteerd, want ik heb de profeet (vzmh) Allah horen smeken: “O Allah! Leid ofwel 'Oemar ibn al-Khattaab of Aboe Djahl ibn Hishaam naar de Islam." Toen las Khabbaab een gedeelte van Soerat Taa-Haa (hoofdstuk 20). Nadat 'Oemar deze verzen hoorde, begon hij geëmotioneerd te huilen.
'Oemar had een grote invloed op de Arabieren in Mekkah, aldus beschermde hij de moslims tegen afgodenaanbidders en steunde hen. De overgave van 'Oemar aan de Islam had een heel groot effect op de mensen van Mekkah. Dit omdat 'Oemar een sterk man was met groot aanzien en iedereen bang voor hem was. Toen voerden de Qoeraysh een sociale, economische en commerciële boycot tegen de familie en volgelingen van de profeet Moh'ammed (vzmh). Bovendien hingen ze een plaat aan Al-Ka'bah om mensen te waarschuwen niet te geloven in de boodschap die Moh'ammed (vzmh) verkondigde. Door al deze vijandigheden en negatieve handelingen jegens de moslims, verlieten zij Mekkah trokken ze zich naar een streek in het oosten van de stad. Daar verbleven ze drie jaar onder ernstige omstandigheden en ontberingen voordat ze weer terugkeerden naar Mekkah.
Er waren enkele nieuwe mensen bekeerd tot de Islam, die niet in staat waren zichzelf te verdedigen tegen de vele martelingen en de onderdrukking door de afgodenaanbidders. De profeet (vzmh) adviseerde hen te emigreren van Mekkah naar Ethiopië. Een christelijk land, om daar te leven in vrede.
In één jaar stierf de oom van de profeet (vzmh), Aboe Taalib (die niet als moslims stierf), en een korte tijd daarna stierf ook zijn vrouw Khadiedjah. Aldus noemde Moh'ammed (vzmh) dit jaar 'het jaar van verdriet'. Twee mensen stierven op wie hij ontzettend gesteld was. Khadiedjah, zijn vrouw, had hem voorzien van liefde, welzijn, vriendelijkheid en eensgezindheid. Ook zijn oom Aboe Taalib had hem veel liefde gegeven en hem beschermd en gesteund.
Ondanks dit verdriet hervatte de profeet Moh'ammed (vzmh) zijn activiteiten om de Boodschap te verspreiden om de Enige God te aanbidden. Aldus reisde hij naar de beroemde stad Taa-if, ten zuiden van Mekkah, waar de rijke Arabieren leefden. Moh'ammed (vzmh) ging naar deze stad om daar de Thaqeef stam te bekeren tot de Islam. Maar de mensen van deze stam en Qoeraysh waren bevriend. Zij spoorden hun kinderen en slaven aan om stenen te gooien naar de profeet (vzmh) en zijn metgezellen (moge Allah tevreden met hen zijn), die waren meegereisd. De profeet (vzmh) raakte daardoor gewond en keerde teleurgesteld naar Mekkah terug.
De reis van de profeet (vzmh) naar de hemelen. Na de dood van zijn oom en zijn en vanwege het falen om de Thaqeef stam te bekeren, was de profeet Moh'ammed (vzmh) zeer bedroefd. Allah (Verheven en Geprezen is Hij) liet de profeet (vzmh) een reis maken. 's Nachts reisde de profeet (vzmh) middels Al-Boeraaq (een dier dat op een paard lijkt, met vleugels) naar de veraf gelegen moskee in Al-Qoeds (Jeruzalem) vergezeld door de Engel Gabriël (vzmh), waar hij werd opgenomen naar de zevende hemel. Daar zag hij het resultaat van goede daden in het Paradijs en de bestraffing van slechte daden in het Vuur. In deze nacht verplichtte Allah elke moslim vijf keer per dag te bidden. Deze gebeurtenis wordt Al-Israa-e wal Mi'raadj (reizen in de nacht en geheven worden naar de hemel) genoemd. Nadat de profeet (vzmh) weer terug was op aarde, vertelde hij zijn volk wat hij gezien had in de hemelen, het Paradijs en de Hel. In het begin vonden ze het moeilijk om hem te geloven, maar als bewijs om hen te overtuigen, vertelde de boodschapper (vzmh) over een karavaan met kamelen die onderweg was van Syrië naar Mekkah. Eén van de kamelen was ziek en deze karavaan zou arriveren bij zonsondergang op een bepaalde dag. De uitspraak van de profeet Moh'ammed (vzmh) kwam uit en zijn volk geloofde hem. Eerste verdrag van Al-'Aqabah In het elfde jaar na het begin van de oproep tot de Islam, kwam een kleine groep mannen van de stammen Aws en Khazradj uit Yathrib (de oude naam voor Al-Madinah) naar Mekkah om handel te drijven en de bedevaart te doen. In die tijd gingen de afgodenaanbidders ook al op bedevaart om hun afgoden te aanbidden. De profeet (vzmh) nam deze kans en verkondigde hen de boodschap van de Islam. Zij waren overtuigd van het aanbidden van één God en zij vertelden hun stammen over de profeet Moh'ammed (vzmh) en zijn edele oproep. Omdat er in Al-Madinah vele joden leefden die aan het wachten waren op een nieuwe profeet, was het voor de afgodenaanbidders van al-Madinah niet moeilijk om in de profeet Moh'ammed (vzmh) te geloven. De joden echter geloofden niet in hem, omdat zij verwachtten dat de profeet van onder hen zou verschijnen. In het jaar daarna keerden zij terug naar Mekkah en hadden de profeet (vzmh) ontmoet. Zij steunden hem en vroegen hem om zijn leerling Mos'ab Ibn 'Omair met hen mee te sturen naar Medinah om hen de Edele Koran te leren.
In het dertiende jaar van zijn missie, kwamen er 73 moslims en twee vrouwen uit Yathrib naar Mekkah om de profeet (vzmh) vastberaden te steunen en ze nodigden Moh'ammed (vzmh) uit om naar hun stad te komen. De uitnodiging werd geaccepteerd om de volgende redenen: De boodschapper (vzmh) had een vreedzame stad nodig om de verspreiding van de boodschap van Allah de Almachtige voort te zetten. De mensen van Yathrib hadden baat bij het hebben van een politiek verbond, zodat zij sterker zouden staan tegenover de joodse stammen in hun omgeving.
- Om de vijandigheid te verminderen tussen de stammen Aws en Khazradj.
- Yathrib (Al-Madinah) was de geboortestad van enkele familieleden van de profeet Moh'ammed (vzmh) en het graf van zijn vader 'Abdoellah was daar.
Nadat het bekend was bij Qoeraysh dat het volk van Yathrib de profeet (vzmh) steunde, beraamde de leiders van Qoeraysh en andere stammen van Mekkah het plan, dat elke stam één sterke jongeling zou sturen om gezamenlijk de profeet (vzmh) te vermoorden. Op het moment dat de profeet (vzmh) geïnformeerd werd over dit plan, beval de profeet (vzmh) alle moslims om hun bezittingen te verkopen en zo snel mogelijk Mekkah te verlaten om naar Yathrib te vertrekken. Aboe Bakr was de beste vriend van de profeet Moh'ammed (vzmh) en hij was één van de eerste die in de profeet (vzmh) geloofde. Aboe Bakr kocht twee kamelen voor de reis naar Yathrib. Toen Allah de Verhevene de profeet (vzmh) beval te vertrekken, was dat in dezelfde nacht dat de moord zou moeten plaats vinden en zijn moordenaars waren voor zijn huis. De profeet (vzmh) gaf zijn mantel aan zijn neefje 'Aliy en zei hem dat hij in zijn bed moest gaan liggen in de plaats van de profeet (vzmh) zelf. Toen verliet de boodschapper van Allah (vzmh) het huis en ging naar het huis van Aboe Bakr om samen met hem naar Yathrib te vertrekken. Tijdens het vertrek van de profeet (vzmh) en zijn vriend Aboe Bakr, probeerde de groep jongelingen de profeet (vzmh) te vermoorden. In het huis bij het bed van de profeet (vzmh) kwamen ze tot de conclusie dat niet de profeet (vzmh) in bed lag, maar het neefje van de profeet, 'Aliy. De volgende dag waren de mensen van Qoeraysh zeer verbaasd over het vertrek van de profeet (vzmh). Ze volgden hem de hele dag tot aan de grot waar de boodschapper van Allah (vzmh) en zijn metgezel zich voor drie dagen verborgen hielden, maar ze vonden hem niet. In Mekkah zorgde 'Aliy voor het teruggeven van de bezittingen aan de eigenaars, die hun bezittingen hadden toevertrouwd aan de profeet (vzmh). Moh'ammed (vzmh) arriveerde in Al-Madinah in het jaar 622 n.C. Later werd dit jaar door de khalief 'Oemar ibn Al-Khattaab tot begin gemaakt van de Hidjriyyah kalender, de Islamitische jaartelling volgens de maanstanden.
De boodschapper van Allah (vzmh) werd een leider voor de vele moslims in Al-Madinah en hij regelde alles zorgvuldig. De eerste taak was het bouwen van een nieuwe moskee, een plaats waar alle moslims de zaken aangaande religie en het leven konden bestuderen. Moh'ammed (vzmh) bewerkstelligde broederschap tussen de migranten uit Mekkah en de mensen die hen steunden, de Ansaar uit Al-Madinah, om zo een nieuwe Islamitische gemeenschap te vormen in Al-Madinah.
De Qoeraysh leken verslagen nadat de profeet (vzmh) ongedeerd naar Al-Madinah was vertrokken. Het ernstige gevoel van de beschamende nederlaag vulde hen met een waanzinnige pijn, welke slechts weggenomen kon worden door het nemen van wraak. De polytheïsten van Mekkah hadden slechts één eenvoudig doel en dat was de dood en vernietiging van de profeet (vzmh) en zijn volgelingen. Ze legden hun onderlinge kleine meningsverschillen naast zich neer en vormden zich voor deze gelegenheid als één individu met eenzelfde doel; de bestraffing van de volgelingen van de Islam. Mekkah en Al-Madinah bevonden zich op een afstand van 480 km van elkaar. Speciale voorbereidingen en zorg waren dus nodig voor de Mekkanen om Al-Madinah aan te vallen en zij dienden de sympathie te winnen van de stammen die langs deze route woonden, om hen zo als bondgenoten te werven om de Islam aan te vallen.
De profeet (vzmh) was echter wijs genoeg om het dreigende gevaar tijdig in te zien en vervulde zijn rol als betrouwbare leider en ervaren en bekwame bevelhebber. Toestemming voor het verdedigend vechten was al door Allah de Verhevene gegeven. Het aantal moslims in Al-Madinah bedroeg niet meer dan drie- of vierhonderd. Maar ondanks hun kleine aantal en het tekort aan wapens, veroorzaakten de kwade plannen van de ongelovigen meer dan genoeg vastberadenheid in hun harten en deed het dreigende onheil hun Arabische gevoel voor eer en dapperheid ontbranden.
Toen de liefde voor de Islam diep in de harten van de gelovigen geworteld was en toen zij mentaal voorbereid waren om te vechten tegen de vijanden van de Islam, kwam de toestemming van Allah de Almachtige om de slechtdoeners te beteugelen. Maar de reeks van gebeurtenissen tonen duidelijk aan dat de boodschapper van de Islam (vzmh) vrede prefereerde boven oorlog en vergiffenis boven wraak. Een hoofdman van Mekkah, Koerz ibn Djaabir, kwam met een groep mensen uit Mekkah, roofden een grazende kudde vee in de omgeving van Al-Madinah en zij gingen er met een groot aantal kamelen van de gelovigen vandoor. Toen de moslims dit nieuws hoorden, probeerden ze de criminelen te pakken te krijgen, maar ze waren al gevlucht. Dit was een serieuze waarschuwing voor de mensen van Al-Madinah, want hieruit bleek dat hun vijanden hen konden beroven van hun eigendommen, ook al lag er een afstand van ongeveer 480 km tussen hun huizen. Daarnaast stonden de ongelovigen voortdurend in contact met 'Abdoellaah ibn Oebay en de joden van Al-Madinah, die samenzwoeren tegen de belangen van de moslims.
Aan het begin van de maand Ramadhaan kwam het nieuws tot Al-Madinah dat een karavaan van Mekkah op hun terugtocht uit Syrië langs Al-Madinah zou komen. Als antwoord op de aanval van Koerz ibn Djaabir, vroeg de profeet (vzmh) een groep van de Moehaadjirien (migranten uit Mekkah) en Ansaar (helpers, originele bewoners vanal-Madinah) om de karavaan te onderscheppen, zodat de Mekkanen wisten dat wanneer zij de mensen van Al-Madinah lastig zouden vallen, dit ten koste zou gaan van hun handelsactiviteiten met Syrië. Deze groep moslims werd voornamelijk gezonden om hen bang te maken en niet om te vechten.
De handelskaravaan uit Mekkah werd geïnformeerd over de plannen van de groep moslims. Aboe Soefyaan, de leider van de karavaan, leidde de karavaan van de hoofdroutes af. Hij huurde ook Damdam ibn 'Amr Ghifaari in om snel naar Mekkah te gaan en hen daar op de hoogte te brengen van het feit dat de karavaan in gevaar was vanwege de moslims, en dat zij zich dienden te haasten om de karavaan te helpen en om hun goederen te beschermen. Toen dit nieuws Mekkah bereikte, vertrok Aboe Djahl met groot enthousiasme als leider van een groot leger van Mekkah, bestaande uit zevenhonderd kamelen en driehonderd paarden. Het gehele leger was tot de tanden toe gewapend en werd vergezeld door dichters van krijgsliederen. De moslimgroep die gezonden was om de karavaan de schrik aan te jagen, keerde terug naar Al-Madinah.
De Qoeraysh waren al begonnen met het treffen van voorbereidingen om wraak te nemen. Zij stonden op het punt om Al-Madinah binnen te vallen, toen Damdam ibn 'Amr Mekkah bereikte om hun hulp te zoeken. Aboe Djahl trok richting Al-Madinah. De profeet (vzmh) werd zich bewust van de komst van het leger van de Qoeraysh. De profeet (vzmh) riep zijn volgelingen bijeen en vroeg hen om advies ten aanzien van de huidige ontwikkeling en zei tegen de metgezellen: “Mekkah heeft jullie haar geliefden gestuurd. Wat denken jullie ervan om met hen de confrontatie aan te gaan?" Als eerste uitte Aboe Bakr woorden van moed en vastberadenheid en daarna 'Oemar ibn al-Khattaab en Miqdaad. De laatste zei: “O profeet van Allah, wij zullen niet zeggen zoals de Kinderen van Israa-iel tegen Mozes zeiden: "Ga, jij en jouw Heer en vecht, wij zullen hier wachten'." (Dit is ons verteld door Allah de Almachtige in Soerat Al-Maa-idah (5), aayah 24.)
Tevreden met de steun en vastberadenheid van de metgezellen besloot de profeet (vzmh) om op te marcheren. Het aantal strijders bedroeg iets meer dan 300. Tijdens de veldslag stuurde Allah de Verhevene een leger van onzichtbare soldaten (engelen) om Zijn boodschapper (vzmh) en het leger van de gelovigen te helpen, wat resulteerde in een overwinning voor de moslims. De resultaten van deze slag waren:
-Vele afgodenaanbidders werden gevangen genomen.
-De eerste oorlog tussen een staat van ongelovigen en een islamitische staat, was in het voordeel van de laatstgenoemde.
-De moslims verwierven aanzien en gezag onder de Arabische stammen.
-De moslims werden standvastiger en meer verbonden met hun religie en ze waren meer bereid om zich op te offeren voor hun geloof.
Nadat de Qoeraysh verslagen waren in de veldslag van Badr, begonnen ze zich voor te bereiden om hun nederlaag te wreken. Het jaar daarna leidde Aboe Soefyaan een leger van 3000 man naar Al-Madinah om de profeet (vzmh) en de moslims aan te vallen. Meteen nadat de profeet (vzmh) dit hoorde, verliet hij de stad met 1000 moslims en sloegen hun kamp op de top van de berg Oeh'oed op, in de nabijheid van Al-Madinah. Hij beval de boogschutters om hun posities in te nemen en deze niet te verlaten om welke reden dan ook. De twee legers ontmoetten elkaar en na een hevige strijd waren de moslims als eerste aan de winnende hand. Doordat de overwinning lonkte, verlieten de boogschutters hun plaats om de buit te pakken. Daardoor namen Qoeraysh hun kans en vielen de moslims van achter aan. Het resultaat: vele moslims werden gedood, waaronder H'amzah, de geliefde oom van de profeet (vzmh). De profeet (vzmh) raakte tijdens deze aanval gewond en men dacht dat hij overleden was. Maar nadat men wist dat de profeet (vzmh) nog leefde, kreeg men weer nieuwe moed. Daar de Qoeraysh ook zware verliezen hadden geleden, keerden ze terug naar Mekkah, triomfantelijk en hopend dat ze tijdens een volgende veldslag de moslims totaal konden vernietigen.
De Qoeraysh begonnen hun leger goed uit te rusten. Zij onderhielden ook enkele verdragen met andere stammen en gingen een verbond aan met de joden in Al-Madinah, om gezamenlijk te vechten tegen Moh'ammed (vzmh) en zijn medemoslims. Nadat de boodschapper van Allah (vzmh) geïnformeerd was over dit feit, pleegde hij overleg met zijn metgezellen en na het overleg waren ze het eens met het plan van Salmaan de Perziër, wat inhield dat de moslims een grote greppel moesten graven aan de noordkant van Al-Madinah, om te voorkomen dat de afgodenaanbidders en hun bondgenoten hun konden aanvallen van deze kant. De boodschapper van Allah (vzmh) hielp zelf mee met het graven van deze greppel. Toen belegerde het gezamenlijke leger van de afgodenaanbidders en de joden Al-Madinah voor een lange tijd. Door de greppel kon men de moslims niet aanvallen en men wachtte totdat de moslims de stad moesten verlaten in verband met het te kort aan eten en drinken. Het was dus niet echt een gevecht, maar meer een strijd met geduld. De moslims konden ook niet aanvallen, want ze waren omsingeld door 10.000 soldaten en zij waren maar met 3000 man. Op een nacht stuurde Allah de Verhevene een sterke storm over het kamp van de afgodenaanbidders, waardoor hun tenten en schilden vernietigd werden. Hierdoor konden ze Al-Madinah niet meer belegeren en werden ze gedwongen zich van het slagveld terug te trekken en ze keerden als verliezers terug naar Mekkah. Dit was een nieuwe overwinning voor de moslims. Ze bereikten deze overwinning door hun geduld, lijdzaamheid, geloof en de goede strategie van hun leider en als belangrijkste: de hulp van Allah de Almachtige.
De profeet (vzmh) vertrok met vele moslims naar Mekkah voor de bedevaart, maar de Qoeraysh voorkwamen dat ze de heilige stad binnen kwamen. De Qoeraysh stuurden een delegatie naar de profeet (vzmh) toe, om een wapenstilstand te tekenen tussen de Qoeraysh en de moslims. De voorwaarden van het verdrag waren als volgt:
• De moslims zouden het volgende jaar de 'Oemrah verrichten in plaats van dit jaar. Wanneer zij Mekkah binnen zouden gaan, mochten zij geen wapentuig bij zich dragen, behalve hun zwaarden en die moesten in de schede steken. Bovendien mochten zij niet langer in Mekkah verblijven dan drie dagen.
• Het verdrag was geldig voor een periode van 10 jaar. Er werd overeengekomen dat geen van beide partijen een hand zou uitsteken naar de ander gedurende die periode.
• Elke stam of clan van Arabië had het recht om een overeenkomst aan te gaan met de partij van hun keuze; maar de bondgenoten dienden zich ook naar letter en geest te houden aan de voorwaarden van het verdrag.
• Als er iemand van de Qoeraysh naar de profeet (vzmh) zou overlopen zonder toestemming van zijn beschermer, dan moest hij teruggestuurd worden naar zijn beschermer; maar als er iemand bij de profeet ( vzmh) zou ontsnappen en naar de Qoeraysh zou gaan, dan waren zij niet verplicht om hem terug te sturen.
De metgezellen ergerden zich enorm aan de vierde voorwaarde van het verdrag. Maar wat de metgezellen zagen als een nederlaag, was in feite een opmerkelijke overwinning. Zeer spoedig zagen de metgezellen met hun eigen ogen dat de ogenschijnlijke zwakke voorwaarden voor de moslims zeer sterk en nuttig bleken te zijn. De grootste overwinning voor de moslims was de voorwaarde van vrede die door dit verdrag veilig gesteld was. Dit maakte de weg vrij om de Islam zeer snel te verspreiden. Dit zou niet mogelijk geweest zijn in een situatie van oorlog en wanorde. Oorlogen zijn in de Islam altijd gevochten om vrede te behalen. Het gevolg was dat in slechts twee jaar na de vredesovereenkomst van Hoedaibiyah het aantal gelovigen was verdubbeld.
Na dit vredesverdrag keerden de moslims die naar Abessinië waren geëmigreerd terug naar Arabië en vestigden zich Al-Madinah.
De profeet (vzmh) had voordeel bij de wapenstilstand met de Qoeraysh. Hij had nu meer tijd om de Islam te verspreiden. Hij stuurde afgezanten met brieven naar koningen, prinsen en andere leiders van Azië en Afrika, om hen uit te nodigen naar de Islam. De meest belangrijke boodschappen waren de volgende: een boodschap aan Heraclius, de keizer van het oostelijke Romeinse Rijk, die het in goede orde had ontvangen. Aan Kisra, de keizer van Perzië (Iran), die de brief verscheurde. Toen de profeet (vzmh) hierover werd geïnformeerd, zei hij: “Zo zal ook Allah zijn koninkrijk in stukken scheuren." En het gebeurde precies zoals hij (vzmh) zei. Zijn leger leed een flinke nederlaag tegenover de Romeinen, waarna zijn eigen zoon hem vermoordde en de macht overnam. Zijn Rijk werd steeds zwakker en werd tijdens het khalifaat van 'Oemar ibn al-Khattaab veroverd. Een boodschap aan Nadjaashi, koning van Ethiopië (Abessinië), die met de afgezant van de profeet (vzmh) twee schepen stuurde met moslimemigranten uit Mekkah. Aan de Moqawqas (aartsbisschop) van Egypte, die de boodschap in goede orde had ontvangen. En nog enkele andere koningen en leiders werden naar de Islam uitgenodigd.
Na twee jaar verbraken de afgodenaanbidders het Hoedaibiyah-verdrag, door het overvallen van de Khozaa'ah stam, die trouw waren aan de moslims. Daardoor ging de profeet (vzmh) met 10.000 man naar Mekkah en ze veroverden Mekkah zonder geweld. De profeet (vzmh) sprak tot de afgodenaanbidders van Mekkah en zei: “Wie zich niet verzet en in zijn huis blijft, zal veilig zijn en diegene die het huis van Aboe Soefyaan binnen gaat, zal veilig zijn. We komen niet om te vechten." Ook werd verklaard: “Wat denken jullie wat ik zal doen met jullie?" De afgodenaanbidders gaven zich meteen over, waardoor de moslims Mekkah vreedzaam innamen. De afgodsbeelden die in Al-Ka'bah stonden werden vernietigd. In het kort kan gezegd worden dat de verovering van Mekkah een hele goede invloed had op de verspreiding van de Islam onder de Arabische stammen. Vooral toen Al-Ka'bah de heilige plaats werd, waarnaar de moslims hun gezichten wenden tijdens het bidden. Vele Arabieren werden moslim en ook de christelijke stammen Nadjraan en Oman bekeerden zich tot de Islam.
De profeet (vzmh) werd geïnformeerd over de plannen van de stammen Thaqeef en Hawezen om te vechten tegen hem. Dit leger stond onder leiding van Maalik ibn 'Awf, die zijn familie en rijkdom opofferde voor de soldaten, uit vrees dat ze het slagveld in de H'oenain-vallei zouden ontvluchten. Moh'ammed (vzmh) trok uit met 12.000 moslims. Meteen na het aanbreken van de dag, vielen de afgodenaanbidders als verassing de moslims aan, die daardoor de orde verloren en begonnen te vluchten. De afgodenaanbidders verlieten hun beschermende grotten om verder aan te vallen. Onmiddellijk deed de profeet (vzmh) een beroep op zijn leger om terug te keren en aan te vallen. Dus keerden de moslims terug en doodden hun vijand totdat de rest zich terug trok en de moslims zegevierden alweer. Daarna ging de profeet (vzmh) naar de stad Taa-if van de Thaqeef stam en probeerde de Thaqeef te overtuigen van de Islam. Maar de Thaqeef stam weigerde en bedreigde de moslims hen wederom aan te vallen. Maar uiteindelijk kwamen de twee stammen naar de profeet (vzmh) en erkenden zij de Islam.
De profeet Moh'ammed (vzmh) begon de Islam verder en verder te verspreiden. Hij trok er met zijn leger op uit en bereikte Taboek, vlakbij de grenzen van Levant, waar veel Arabische stammen trouw waren aan de Romeinen. Deze stammen bereidden zich voor om tegen de moslims te vechten, maar toen het Islamitische leger Taboek bereikte, kwamen de stammen in vrede naar Moh'ammed (vzmh) en geloofden zij in de Islam.
In dit jaar kwamen heel veel Arabische afgevaardigden vanuit heel Arabië, naar Al-Madinah om hun geloof in de Islam te verklaren tegenover de profeet Moh'ammed (vzmh). Allah de Almachtige zegt in de Edele Koranhet volgende: "Als de hulp van Allah en de overwinning zijn gekomen. En jij (O Moh'ammed) de mensen in grote groepen tot de godsdienst van Allah ziet toetreden. Prijs dan de Glorie van jouw Heer en vraag Hem om vergeving. Voorwaar, Hij is Berouwaanvaardend." (Soerat An-Nashr (110))
In dit jaar ging de profeet Moh'ammed (vzmh) met meer dan 100.000 moslims naar de berg Arafah, waar hij zijn onsterfelijke toespraak gaf, welke alle moslims beschouwden als een blijvende vorm voor de Islamitische staat, die gelijkwaardigheid verklaarde onder de mensen en de regels, waarden en normen gaf van de Islam, zeggende o.a.: “O mensen, jullie God is één, jullie vader is één, jullie behoren tot Adam en Adam was geschapen uit stof. De beste onder jullie voor Allah, is diegene die rechtschapen en vroom is. De meest rechtschapen persoon, of hij nou Arabier, Perziër of wat dan ook is, is de beste moslim. O mijn Heer, ik heb het hen verteld, O mijn Heer, ﷻ bent getuige."
Drie maanden na de afscheidsbedevaart, kreeg de boodschapper van Allah (vzmh) koorts, waardoor zijn gezondheid afnam. De profeet Moh'ammed (vzmh) stierf toen hij 63 was, op maandag 12 Rabi' Al-Awwal van het jaar 11 H. Toen hij stierf woonde de profeet Moh'ammed (vzmh) 11 jaar in Al-Madinah. Hij is begraven in Al-Madinah in het huis van ´Aa-ishah. Het overlijden van de profeet (vzmh) maakte een verpletterende indruk op de achtergebleven metgezellen. Een gevoel van radeloosheid maakte zich van sommigen meester. 'Oemar ibn al-Khattaab stond in het midden van de moskee en daagde iedereen uit: “Hij die het waagt te zeggen dat de boodschapper van Allah dood is, sla ik zijn hoofd af." Toen ging Aboe Bakr de kamer van ´Aa-ishah, zijn dochter en de vrouw van de profeet (vzmh), binnen en keek naar de profeet (vzmh). Gefascineerd keek hij naar het vredige gezicht van Allah's boodschapper (vzmh) en hij begreep dat Moh'ammed (vzmh) werkelijk was overleden en sloot met zijn rechterhand diens ogen. Hoewel hij van binnen kapot was, vond hij toch de kracht om naar de moskee terug te gaan en las daar de Koran-regel: “En Moh'ammed is niet meer dan een boodschapper, vóór hem zijn de boodschappers reeds heengegaan. Als hij dan zou sterven of gedood zou worden: waarom zouden jullie je dan op jullie hielen omdraaien?…" (Soerat Aal 'Imraan (3), aayah 144)
Toen 'Oemar) dit hoorde, besefte hij dat de profeet (vzmh) werkelijk was overleden en zakte bewusteloos ineen. Later zei hij: “Het was alsof die Koran-regel op dat moment geopenbaard werd, zo'n kracht had deze mededeling voor mij."
Aboe Bakr maakte zijn woorden als volgt af: “Hij die Moh'ammed aanbad, weet dat hij is overleden, en hij die Allah aanbidt, weet dat Hij eeuwig zal leven."
Einde…