Description
Sinds de authentieke `Aqiedah het fundament is van de Islam en de grondlegging van de Islamitische religie is het bekend met de bewijzen uit de Sharie`ah, vanuit het Boek en de Soennah dat iemands handelingen en uitspraken alleen correct en acceptabel zijn (bij Allah) wanneer zij voortvloeien vanuit een correcte `Aqiedah. Wanneer de `Aqiedah niet correct is dan is hetgene wat hieruit voortvloeit ongeldig.
Foforo Kyerɛɛ aseɛ 38
Topics
`Abdoel-`Aziez Ibn `Abdillaah Ibn `Abdir-Rahmaan ibn Mohammed Ibn `Abdillaah Aale Baaz.
Hij werd geboren in het jaar 1330 H in Riyaad, Saoedi-Arabië. Hij kon normaal zien aan het begin van zijn studie maar hij werd in 1346 H getroffen door een ziekte die zijn zicht aantastte. Hij werd blind in 1350 H toen hij nog maar 20 jaar oud was. Zijn Zoektocht naar Kennis:
Hij begon op de weg van de kennis op een zeer jonge leeftijd en memoriseerde de Koran voordat hij de puberteit bereikte. De shaych blonk uit in zijn kennis over de verscheidene takken van de Sharie`ah en de Arabische taal en werd aangesteld als rechter. Dit weerhield hem er echter niet van te zoeken naar kennis tot aan zijn overlijden. De verscheidene ambten die hij bekleedde stopten hem niet van het onderwijzen en het bezig zijn met wetenschappelijk onderzoek.
1. Shaych Mohammed Ibn `Abdil-Latief Ibn `Abdir-Rahmaan Ibn Hasan Ibn Shaych Mohammed Ibn `Abdil-Wahhaab rahiemehoellaah.
2. Shaych Sa`ad Ibn Hamad Ibn `Atieq (De Opperrechter van Riyaadh).
3. Hamad Ibn Faaris (Onderminister van het Ministerie van Financiën in Riyaadh)
4. Shaych Saalih Ibn `Abdil-`Aziez Ibn `Abdir-Rahmaan Ibn Hasan Ibn Shaych Mohammed Ibn `Abdil-Wahhaab (De Opperrechter van Riyaadh)
5. Sa`ad Waqqaas al-Boechaarie, een van de geleerden van Mekka waarvan hij de wetenschap van tadjwied leerde in het jaar 1355 H. 6. Shaych Mohammed Ibn Ibraahiem Ibn `Abdil-Latief Aal Ash-Shaych. De (voormalige) officiële wetgeleerde (moeftie) van Saoedi-Arabië. Shaych Ibn Baaz was ongeveer tien jaar lang standvastig aanwezig bij zijn studiesessies. Hij leerde alle takken van de Sharie`ah van hem vanaf het jaar 1347 H tot aan 1357 H waarop zijn leraar hem benoemde voor een post in de rechterlijke macht. De Verscheidene Posten en Posities die hij bekleedde:
1. Gedurende ongeveer veertien jaar (van 1357 H tot aan 1371 H) was hij rechter in het al-Charadj district.
2. Hij bekleedde een post als leraar in Riyad op al-Ma`had Al-`Ilmie in 1372 H, daarna was hij leraar op de school van Sharie`ah vanaf de opening in 1373 H. Hij onderwees de wetenschappen van Fiqh, Tauwhied en Hadieth. Dit bleef negen jaar zo, tot 1380 H.
3. Hij werd aangesteld als vice-voorzitter van de Islamitische Universiteit van Medienah in het jaar 1380 H en hij bleef op die post tot 1390 H.
4. Hij werd Voorzitter van de Universiteit in 1390 H na de dood van de toenmalige Voorzitter Shaych Mohammed Ibn Ibrahiem Aal Ash-Shaych rahiemehoellaah. Hij bleef hier Voorzitter tot 1395 H.
5. In 1413 H werd hij aangesteld als de officiële wetgeleerde (Moeftie) van Saoedi-Arabië, naast het voorzitterschap van het comité van de grote geleerden en het voorzitterschap van de Administratie voor Wetenschappelijk Onderzoek en Wettelijke Regelingen.
Hij is ook lid geweest van vele andere Islaamitische comités, zoals: 1. Voorzitter van het Permanente Comité voor Wetenschappelijk Onderzoek en Wettelijke Regelingen.
2. Voorzitter en Afgevaardigde van het Constituent Vergadering van de Wereld Moslim Liga.
3. Voorzitter van de raad van de Hogere Wereld Liga.
4. Voorzitter van de Islaamitische Raad van Fiqh gezeteld in Mekkah. Dit is een subraad van de Wereld Moslim Liga.
5. Afgevaardigde van de Hogere Raad van de Islaamitische Universiteit van Medienah.
6. Afgevaardigde van het Hogere Comité voor Islaamitische Da`wah in Saoedi-Arabië.
De shaych heeft invloed en effect gehad op vele mensen en op vele verschillende manieren. Een belangrijke manier was via de studie sessies en lezingen die hij verzorgde tot aan zijn overlijden. Dit dateert terug uit de dagen dat hij resideerde in het district van al-Chardj, waar hij de mensen op verscheidene opvoedkundige instellingen onderwees, of het nu in Riyad was op de Universiteit of in de Moskee van de Profeet ﷺ in Medienah.
Op donderdag 27 Moeharram 1420 (13 Mei 1999) overleed shaych `Abdoel-`Aziez Ibn Baaz – het einde van een lang en gezegend leven van negenentachtig jaar, één maand en vijftien dagen.
Alle lof is voor Allah alléén, en vrede en zegeningen aan diegene na wie er geen Profeet meer zal komen, en aan zijn familie en zijn metgezellen. Vervolgens: Sinds de authentieke `Aqiedah het fundament is van de Islam en de grondlegging van de Islamitische religie is het bekend met de bewijzen uit de Sharie`ah, vanuit het Boek en de Soennah dat iemands handelingen en uitspraken alleen correct en acceptabel zijn (bij Allah) wanneer zij voortvloeien vanuit een correcte `Aqiedah. Wanneer de `Aqiedah niet correct is dan is hetgene wat hieruit voortvloeit ongeldig. Zoals Allah Ta'ala zegt, Diegene die het geloof ontkent [koefr], voor hem worden zijn werken vruchteloos en in het Hiernamaals zal hij tot de verliezers behoren. (Soerah al-Maa`idah (5): 5)
“En het is voorzeker geopenbaard aan jou [O Mohammed] zoals het ook was geopenbaard aan degenen voor jou [zeggende]: 'Als je deelgenoten toekent in de aanbidding van Allah [dan] voorzeker zullen [al] jouw daden teniet worden gedaan en zul je voorzeker tot de verliezers behoren.' ( Soerah az-Zoemar (39): 65) Er zijn vele verzen in deze betekenis.
Bewijzen in de Koran en Soennah van de Boodschapper ﷺ tonen aan dat de authentieke `Aqiedah zich samenvat in: Imaan in Allah, Zijn Engelen, Zijn Boeken, Zijn Boodschappers, de Laatste Dag en Voorbestemming het goede en het slechte ervan. Deze zes zaken zijn de fundamenten van de authentieke `Aqiedah waarmee het Boek van Allah de Almachtigste is geopenbaard en waarmee Hij Zijn Boodschapper Mohammedr heeft gezonden.
Alle onderwerpen betreffende het onwaarneembare en alles waarover we geïnformeerd zijn door Allah en Zijn Boodschapper ﷺ stammen af van de hierboven genoemde grondbeginselen en we zijn verplicht om hierin te geloven. De bewijzen voor deze zes pilaren [van geloof] bevinden zich in de Koran en de Soennah en die zijn talrijk, waaronder deze uitspraken van Allah:
Het is geen rechtschapenheid dat gij uw gezichten keert richting het Oosten of het Westen [in het gebed] maar rechtschapen is hij die gelooft in Allah, de Laatste Dag, de Engelen, het Boek en de Profeten. (Soerah al-Baqarah (2): 177)
De Boodschapper gelooft in wat hem is nedergezonden van zijn Heer, zoals de standvastige gelovigen doen. Elke gelovige gelooft in Allah, Zijn Engelen, Zijn Boeken en Zijn Boodschappers. [Zij zeggen:] Wij maken geen onderscheid tussen één van Zijn Boodschappers. ( Soerah al-Baqarah (2): 285)
O jullie die geloven! Geloof in Allah, Zijn Boodschapper [Mohammed], het Boek [de Koran] dat Hij heeft nedergezonden naar Zijn Boodschapper, en het Geschrift dat Hij heeft nedergezonden naar degenen vóór [hem]. Wie niet gelooft in Allah, Zijn Engelen, Zijn Boeken, Zijn Boodschappers en de Laatste Dag is ver weg afgedwaald. (Soerah an-Nisaa` (4): 136)
Weet gij niet dat Allah alwetend is over de hemel en de aarde? Voorwaar, dat is [allemaal] in een boek. Voorwaar, dat is gemakkelijk voor Allah. (Soerah al-Hadj (22): 70)
Er zijn ook vele authentieke ahadieth die deze fundamenten bewijzen. Eén hiervan is de welbekende hadieth die is overgeleverd door Moslim in zijn Sahieh op het gezag van de leider der gelovigen, `Omar Ibn al-Chattaab Radia Allahoe Anhoe dat [de Engel] Djiebriel t de Profeetr vroeg over Ieman. Hijr antwoordde hem:“Ieman is te geloven in Allah, Zijn Engelen, Zijn Boeken, Zijn Boodschappers, de Laatste Dag en te geloven in de Voorbestemming – het goede en het slechte ervan." [Voetnoot] De hadieth is overgeleverd door de twee shaychs [Boechaarie en Moslim] op gezag van Aboe Hoerayrah Radia Allahoe Anhoem en tevens van een overlevering van Ibn `Omar Radia Allahoe Anhoe in Sahieh Moslim.
Al de zaken waarin een moslim dient te geloven, gerelateerd aan Allah de Heilige, het Hiernamaals en andere zaken van het Ongeziene stammen af van deze zes grondbeginselen (fundamenten).
Geloof in Allah Ta'ala houdt in te geloven dat Hij de [Enige] Echte God is die het recht heeft om aanbeden te worden, in tegenstelling tot al dat andere wat wordt aanbeden. Dit is omdat Hij de enige Schepper van de dienaren is, de Schenker van aardigheid en goedheid aan hen, Degene die hen voorziet van provisie en Hij is Zich volledig bewust van zowel hun geheimen als van datgene wat zij openlijk doen. Hij is Degene die de beloningen schenkt aan degenen die hem gehoorzamen en Hij straft degenen die ongehoorzaam zijn aan Hem. Voor deze aanbidding heeft Allah de mens en de djinn geschapen en hij beval hen met deze aanbidding. Hij Ta'ala zegt,
En ik heb de mensheid en de djinn niet geschapen behalve dat zij Mij [alleen] zouden aanbidden. Ik zoek geen ondersteuning bij hen, noch vraag ik hun om Mij te voeden. Voorwaar, Allah is de Voorziener, Heerser van Macht, de Krachtigste. (Soerah adh-Dhaariyaat (51): 56-58)
O mensheid! Aanbidt uw Heer Die jullie en degenen die voor jullie waren geschapen heeft, opdat jullie vroom zouden worden. [De Enige] Die de aarde als een rustplaats heeft gemaakt voor jullie en de hemel als een baldakijn, Diegene Die regen stuurt vanuit de hemel en fruitsoorten daaruit voortbracht als een provisie voor jullie. Neemt daarom geen deelgenoten tot Allah terwijl jullie weten [dat er niks gelijk is aan Hem]. (Soerah al-Baqarah (2): 21-22)
Voorwaar, Allah heeft de Boodschappers gezonden en de Boeken geopenbaard om deze werkelijkheid uit te leggen [nl. het aanbidden van Allah alleen], om ernaar uit te nodigen en om te waarschuwen voor datgene wat ermee in tegenstelling is. Hij Ta'ala zegt,
En voorwaar, Wij hebben voor elk Volk (Gemeenschap, Natie) een Boodschapper gestuurd [zeggende]: Aanbidt Allah [Alleen] en vermijdt de Taaghoet. (Soerah an-Nahl (16): 36)
[Voetnoot]: Iemaam Ibnoel-Qayyim heeft gezegd dat de betekenis van Taaghoet is: 'Alles waarmee de dienaar zijn grenzen overschrijdt ten opzichte van aanbidding, gehoorzamen en volgen.' Een voorbeeld voor het aanbidden is het aanbidden van afgoden, een voorbeeld voor het gehoorzamen is het gehoorzamen van de geleerden in verboden zaken en een voorbeeld voor het volgen is het volgen van een leider in verboden zaken. Iemaam Mohammed Ibn `Abdoel Wahhaab definieerde het als 'alles wat aanbeden wordt naast Allah.' – al-Qawl al-Moefied `alaa Kitaab-it-Tauwhied [1/59/60] door Ibn `Uthaymien.
En Wij zonden geen boodschapper voor jou [O Mohammed] behalve dat Wij hem inspireerden [zeggende]: Laa ilaaha illaa Ana [Niemand heeft het recht om aanbeden te worden dan Ik (Allah)]. Dus aanbidt Mij [Alleen en niemand anders]! (Soerah al-Anbiyaa` (21): 25)
[Dit is] een Boek welke verzen perfect zijn [op elk terrein van kennis, etc.] en dan uitgelegd wordt in detail door Diegene [Allah] Die Alwijs en Welbekend [met alle zaken] is. [Hij zegt] aanbidt niemand behalve Allah. Voorwaar, ik [Mohammed] ben voor jullie iemand die waarschuwt en blijde tijdingen verkondigt van Hem. (Soerah al-Hoed (11): 1-2)
De realiteit en essentie van deze aanbidding is Allah uit te zonderen in alle handelingen van aanbidding die verricht worden door de dienaar [van Allah]. Tot deze handelingen behoren smeekbedes, eerbiedig vrezen, hopen, bidden, vasten, offeren, een eedplichtige belofte maken en andere dan deze soorten van alle verschillende soorten van aanbidding, door middel van overgave, nederigheid, vurig verlangen, ontzag en ontzetting, samen met complete liefde voor Hem en nederigheid voor Zijn Grootsheid. Grotendeels van de Edele Koran was nedergezonden voor dit belangrijke principe. Zoals de Uitspraak van Allah Ta'ala,
...aanbidt Allah [door het doen van oprechte religieuze daden voor Zijn Zaak alleen, zonder te showen en] zonder deelgenoten aan Hem toe te kennen. Voorzeker, de religie [i.e. aanbidding en gehoorzaamheid] is voor Allah alleen. (Soerah az-Zoemar (39): 2-3) En uw Heer heeft bepaald dat jullie niemand aanbidden dan Hem. (Soerah al-Israa` (17): 23)
Dus aanbidt Allah, de religie puur voor Hem makend, ook al haten de ongelovigen het. (Soerah al-Ghaafir (40): 14)
In de twee Sahiehs staat geschreven op het gezag van Moe`aadh Radia Allahoe Anhoe die heeft gezegd dat de Profeetr heeft gezegd: “Allah's recht over de mensen is dat zij Hem alleen aanbidden en dat zij geen partners toekennen aan Hem." (Sahieh Boechaarie en Sahieh Moslim)
Geloof in Allah omvat ook het geloven in alles wat Hij verplicht heeft gesteld voor Zijn dienaren zoals de vijf zuilen van de Islaam en de andere verplichtingen die voorkomen in de zuivere Sharie`ah. De vijf zuilen zijn: (1) het getuigen dat niets of niemand het recht heeft om aanbeden te worden behalve Allah en dat Mohammed ﷺ de Boodschapper van Allah is; (2) het onderhouden van het gebed (Salaah); (3) het geven van de verplichte aalmoezen (Zakaah); (4) het vasten in de maand Ramadaan; (5) het verrichten van de Hadj naar het Huis van Allah voor degenen die hiertoe in staat zijn.
De meest belangrijke en grootste zuil is de getuigenis dat niets of niemand het recht heeft om aanbeden te worden behalve Allah en dat Mohammed ﷺ de Boodschapper is van Allah. Voor het getuigen van Laa ilaaha illa Allah is het noodzakelijk om Allah enkel en alléén oprecht te aanbidden, en de aanbidding van wat dan ook te laten.
Dit is de betekenis [van Laa ilaaha illa Allah], niets of niemand heeft het recht om aanbeden te worden behalve Allah. Vandaar dat datgene dat aanbeden wordt naast Allah, of het nu een mens is, een engel, een djinn of wat dan ook, vals en ongeldig is. Waarlijk, de Enige Die het waard is om werkelijk en rechtmatig aanbeden te worden is Allah alléén. Hij Ta'ala zegt,
Dat is omdat Allah de Waarheid is [de enige Ware Ilaah van alles wat bestaat, Die geen partners of rivalen met Hem heeft] en wat zij [de veelgoden–dienaren] aanroepen naast Hem is valsheid. (Soerah al-Hadj (22): 62)
Er is al eerder vermeld dat Allah Ta'ala de mensen en de djinn geschapen heeft voor dit grootse doel [i.e. het aanbidden van Allah alléén] en hen bevolen heeft om zich daaraan te houden. Het is om deze reden dat Hij Zijn Boodschappers heeft gezonden en Zijn Boeken heeft geopenbaard. Dus overweeg dit goed en denk er veelvuldig over na zodat het duidelijk moge worden voor u; en dat u [het bedrog] moge realiseren waarin vele moslims gevallen zijn door hun grote onwetendheid omtrent dit principe – tot op een hoogte dat zij anderen aanbidden naast Allah!
Zij hebben anderen de rechten gegeven die alléén voor Allah bestemd zijn – Allah is de Bron waarbij hulp gezocht moet worden!
Geloof in Allah omvat ook het geloof dat Hij de enige Schepper is van het universum, Diegene Die de aangelegenheden van Zijn schepping reguleert en Zijn schepping regeert met Zijn Kennis en Macht, zoals Hij Wil Soebhaanehoe. Hij is de Bezitter van deze wereld en het Hiernamaals en de Heer van het gehele universum. Er is geen andere schepper dan Hij en er is geen heer behalve Hij. Niemand deelt met Hem ook maar één van deze eigenschappen. [Dit geloof omvat verder het weten dat] Hij de Boodschappers heeft gezonden en de Boeken heeft geopenbaard zodat de dienaren gecorrigeerd zullen worden en om hen uit te nodigen naar datgene wat hen corrigeert en redding schenkt in dit leven en in het Hiernamaals. Zoals Hij Ta'ala zegt,
Allah is de Schepper van alle zaken en Hij is de Wakiel [Curator, Beschikker van zaken, Beschermer, etc.] van alle zaken. (Soerah az-Zoemar (39): 62)
En Allah Ta'ala zegt:
Voorwaar, jouw Heer is Allah Die de hemelen en de aarde in zes dagen schiep en waarna Hij Istawaa [Zetelde boven] de Troon. Hij bedekt de nacht met de dag, die snel achter elkaar aan gaan, en [Hij schiep] de zon, de maan, de sterren zijn aan Zijn Bevel onderworpen. Voorzeker, [alleen] aan Hem behoort scheppen en bevelen. Gezegend is Allah, de Heer der `Aalamien [mensheid, djinn en alles wat bestaat]! (Soerah al-A`raaf (7): 54)
Het geloof in Allah omvat ook het geloven in Zijn prachtige Namen en verheven Eigenschappen. Zij worden vermeld in de Koran bevestigd door Zijn betrouwbare Boodschapperr. [Wij geloven in deze Namen en Eigenschappen] zonder tahrief (het verdraaien van de woorden of de betekenis), ta`tiel (te-niet verklaren of ontkennen van de Eigenschappen), takyief (vragen naar de manier waarop) of temthiel (het vergelijken van Allah met Zijn schepping). Het is verplicht om ze te laten zoals ze overleverd zijn zonder te vragen hoe (op wat voor manier) ze zijn, met geloof in de grootse betekenissen die ze (de Eigenschappen van Allah) met zich meedragen.
Dit zijn beschrijvingen van Allah de Almachtige en Koninklijke en het is verplicht om Hem te beschrijven met deze beschrijvingen op een manier die bij Hem past, zonder Zijn Eigenschappen te vergelijken met iets van Zijn schepping.
Zoals Allah Ta'ala zegt,
Er is niets zoals Hij en Hij is de Alhorende, de Alziende. (Soerah ash-Shoerah (42): 11)
En Allah Ta'ala zegt:
En maak geen gelijkenissen met Allah. Voorwaar, Allah Weet en jullie weten niet! ( Soerah an-Nahl (16): 74)
Dit is de leerstelling van ah wal-Djamaa`ah volgens het begrip van de metgzellen van de profeet van Allah en degenen die hen volgen in oprechtheid. Dit is ook wat geciteerd is door Iemaam Aboel-Hasan al-Ash`arie rahiemehoellah in zijn boek: “Al-Maqaalaat `an As-haabil-Hadieth wa Ahlis-Soennah". Veel andere Mensen van de Kennis en Iemaan hebben dit overleverd.
Iemam al-Awzaa`ie rahiemehoellaah heeft gezegd, “Az-Zoehrie (overleden 124 H) en Mak-hoel werden gevraagd over de Ayat betreffende de Eigenschappen van Allah en zij antwoordden: 'Laat ze zoals ze zijn overleverd.'" Overgeleverd door al-Harawie in Dham-oel-Kalaam (blz. 18) en Sharh Oesoel oel-I`tiqaad (3/430) met een hasan isnaad (goede ketting van overleveraars)
Al-Walied Ibn Moeslim rahiemehoellah zei: “Maalik, al-Awzaa`ie, Layth Ibn Sa`ad en Soefyaan eth-Thawrie rahiemehoellaah werden gevraagd over de ayaat betreffende de Eigenschappen [van Allah] en zij antwoordden allen: 'Laat ze zoals ze zijn zonder te vragen hoe.'" [Voetnoot]: Overgeleverd door al-Aadjoerie (overleden 360 H) in ash-Sharie`ah (blz. 314), al-Bayhaqie in al-Asmaa` was-Sifaat (blz. 453) en ook al-I`tiqaad (blz. 118) en de isnaad is hasan.
Al-Awzaa`ie rahiemehoellaah zei: “Wij zeiden, (in de tijd dat) de taabie`oen nog volop aanwezig waren: 'Voorwaar, Allah Ta'ala is boven Zijn Troon en wij geloven wat er in de Soennah staat betreffende de Eigenschappen [van Allah].'"
[Voetnoot]: Overgeleverd door al-Bayhaqie in al-Asmaa` was-Sifaat (blz. 408). De isnaad is djayyid zoals al-Haafidh Ibn Hadjar gezegd heeft in Fath-oel-Baarie (13/406). Ibn Temiejah zei dat de isnaad sahieh was in al-Hamawieyah.
Toen de shaych van Iemaam Maalik, Rabie`ah Ibn Abie `Abdir-Rahmaan gevraagd werd over “Al-Istiwaa (Allah's Zetelen) antwoordde hij en zei: Al-Istiwaa is niet onbekend, en de manier waarop is onbegrijpelijk. Van Allah komt de Boodschap, het is aan de Boodschapper om het duidelijk over te brengen en het is aan ons om er in te geloven!"
[Voetnoot Vertaler]: Allah zegt in vele plaatsen in de ?dat Hij Istiwaa`(Zetelde over) Zijn Troon [op een manier die past bij Zijne Goddelijkheid en Koninklijkheid], bijvoorbeeld: “Voorwaar, jullie Heer is Hij Die de Hemelen en de Aarde geschapen heeft in zes dagen, waarna Hij istiwaa [Zetelde boven] de Troon." [Soerah al-A`raaf (7): 54.] Deze manier van zetelen is zoals het gepast is voor de Goddelijkheid en Koninklijkheid van Allah Ta'ala en mag niet vergeleken worden met het zetelen van de schepping.
[Voetnoot]: Al-Asmaa` was-Sifaat (blz. 516). Ibn Temiejah zei in al-Hamawieyah (blz. 80), “Overgeleverd door al-Challaal met een isnaad bestaande uit betrouwbare en nauwkeurige overleveraars." Al-Albaanie zei dat de isnaad sahieh was in Moechtasar al-`Oeloew (blz. 132).
Toen Iemaam Maalik gevraagd werd over de manier waarop Allah al-Istiwaa [doet] antwoordde hij: “Al-Istiwaa is bekend en de manier waarop is onbekend. Erin te geloven is verplicht en ernaar te vragen( d.m.v. hoe) is een innovatie." Vervolgens zei hij tegen de vraagsteller: “Ik kan me niets anders bedenken dan dat jij een kwaadaardige man bent!" Daarna beval hij dat de man moest worden weggestuurd.
[Voetnoot]: Overgeleverd door al-Bayhaqie in al-Asmaa` was-Sifaat (blz. 516) met de bewoording: “Al-Istiwaa is niet onbekend. Erin te geloven is verplicht en ernaar te vragen (de manier waarop) is een innovatie." Al-Albaanie zei dat de overlevering was vastgesteld in Moechtasar al-`Oeloew (blz. 141). Ook heeft al-Bayhaqie overgeleverd (blz. 516), net zoals ad-Daarimie in ar-Radd `alal-Jahmieyah (blz. 55) – met een djayyid isnad, zoals Ibn Hadjr zegt in Fath-oel-Baarie (13/406) – dat Iemaam Maalik zei: “Ar-Rahmaan [Allah] zetelde zoals Hij Zichzelf beschrijft, en er dient niet gevraagd te worden 'Hoe?' want hoe is onbekend." Dit is ook overgeleverd door Oemm-oel-Moe'minien, Oemm Salamah.
[Voetnoot]: De isnaad is da`ief. De shaych was correct in het gebruiken van de term 'riewaya' daarbij noterende dat hij deze overlevering als zwak zijnde beschouwde. Adh-Dhahaabie zei in al-`Oeloew (blz.82): “Deze uitspraak (van Oemm Salamah) is gedragen door een groep, zoals Rabie`aat-oer-Ra`ie, Maalik en Aboe Dja`far at-Tirmidhie. Toch is de overlevering van Oem Salamah niet authentiek, omdat Aboe Kinaanah niet betrouwbaar is en Aboe `Amier niet bekend."
Iemam Aboe 'Abdoer-Rahmaan `Abdoellah Ibn al-Moebaarak heeft gezegd: “Wij weten dat onze Heer boven Zijn hemelen is, boven Zijn `Arsh (Troon), gescheiden van Zijn schepping."
Voorwaar, er zijn vele uitspraken van de geleerden over deze zaak en het is niet mogelijk om ze hier allemaal te citeren. Degene die meer over deze onderwerpen wil weten kan terugkeren naar de boeken van de Geleerden van de Soennah inzake dit onderwerp, zoals: Kitaab-oes-Soennah door `Abdoellah de zoon van Imam Ahmed, Kitaab-oet-Tauwhied door de Welgeëerde Imam, Mohammed Ibn Choezaymah, Kitaab-oes-Soennah door Aboel-Qaasim al-Laalekaa`ie en Kitaab-oes-Soennah door Aboe Bakr Ibn Abie `Aasim.
Refereer ook naar het antwoord dat gegeven is door Shaych-oel-Islaam Ibn Temiejah (overleden 728 H), gericht aan de mensen van Hamah (getiteld al-`Aqiedat-oel-Hamawieyah) omdat het een geweldig antwoord is, vol van profijt. Hierin maakt hij de `Aqiedah van Ahl-oes-Soennah duidelijk door veel van hun uitspraken en tekstuele, Islamitische intellectuele bewijzen te citeren die de correctheid bewijzen van wat Ahl-oes-Soennah zeggen en de incorrectheid bewijst van hun vijanden.
Refereer ook naar zijn (ibn Temiejah) boek getiteld 'al-`Aqiedatoet-Tadmoerieyah' waarin hij de `aqiedah van Ahloes-Soennah uitlegt met behulp van zowel bewijzen uit de teksten [i.e. de bronnen van de Religie] als met bewijzen die voortkomen uit logische redeneringen. In deze behandeling heeft hij –voor al de geleerden die het met een oprechte intentie hebben gelezen en zochten naar de waarheid – de tegenstanders grondig weerlegd zodat de waarheid wordt opgehelderd en de valsheid wordt overwonnen.
Al degenen die tegen Ahl-oes-Soennah in gaan betreffende hun `aqiedah van de Namen en Eigenschappen van Allah zullen onvermijdelijk in tegenstrijdigheid vallen met de tekstuele bewijzen en logische redeneringen en zullen vervallen in duidelijke tegenstrijdigheden betreffende al datgene zij bevestigen of ontkennen.
Ahl-oes-Soennah wal-Djamaa`ah bevestigen echter datgene over Allah –Verheven zij Hij- wat Hij heeft bevestigd voor Zichzelf in Zijn Edele Boek en wat is bevestigd over Hem door Zijn Boodschapper Mohammed ﷺ in zijn authentieke Soennah. [Zij bevestigen dit] zonder temthiel (vergelijken) en spreken Allah Soebhaanehoe vrij van enige gelijkenis met Zijn schepping. Zij spreken Hem vrij van deze gelijkenis zonder iets uitstaande te hebben met de ontkenning van deze Eigenschappen (ta`tiel). Hierdoor zegevieren zij met het vermijden van het belanden in tegenstrijdigheid met zichzelf en hebben zij alle bewijzen toegepast (in plaats van sommige te verwerpen en andere te aanvaarden). Waarlijk, dit is de weg van Allah betreffende degene die zich vasthoudt aan de Waarheid waarmee Allah Zijn Boodschappers heeft gezonden, zijn krachten hiervoor inzet en oprecht is in zijn zoektocht hiernaar. Hij vergemakkelijkt het voor hem om de Waarheid te volgen door de bewijzen voor hem duidelijk te maken. Zoals Allah, de Allerhoogste, zegt,
Nee! Wij werpen de Waarheid tegen de valsheid zodat het vernietigd wordt; en waarop [de valsheid] verdwijnt… ( Soerah al-Anbiyaa` (21): 18)
En geen voorbeeld of evenbeeld brengen zij bij jou behalve dat Wij de Waarheid aan jou openbaren en de [jou] beste uitleg daarvan geven. (Soerah al-Foerqaan (25): 33)
Al-Hafidh Ibn Kethier (overleden 774 NH) rahiemehoellaah in zijn welbekende uitleg (Tafsier van de Koran) waar hij deze uitspraak van Allah, de Almachtige en Koninklijke,
Voorwaar, jouw Heer is Hij Die de Hemelen en de Aarde in zes dagen geschapen heeft, waarna Hij Istiwaa [zetelde over] de Troon. (Soerah al-A`raaf (7): 54)
becommentarieerde en hij legde deze zaak op een uitstekende manier uit. Het is goed om het hier helemaal te citeren vanwege het grote profijt. Dit is wat hij hierover gezegd heeft:
“Er zijn ontelbaar vele verscheidene standpunten van mensen betreffende deze zaak. Echter, dit is niet de plaats om een uitgebreide bespreking hierover te beginnen. Maar wat wij in deze zaak doen is, de weg bewandelen die ook bewandeld is door de Vrome Voorgangers zoals Maalik, al-Awzaa`ie, eth-Thawrie, al-Layth Ibn Sa`ad, ash-Shaafi`ie, Ahmed, Ishaaq Ibn Raahaway en andere geleerden van de moslims, zowel in het heden als in het verleden.
Hun weg is om de Eigenschappen van Allah te laten zoals zij zijn zonder takyief (vragen hoe), tashbieh (het vergelijken met de eigenschappen van de schepping) of ta`tiel (het ontkennen van de woorden of de betekenissen). Zeker, Allah is niet vergelijkbaar met Zijn schepping op welke manier dan ook en er is niets zoals Hij en Hij is Alhorend, Alziend. ( Soerah ash-Shoera (42): 11)
Echter, deze zaak is zoals de geleerden als Noe`aym Ibn Hammaad al-Choezaa`ie (overleden 228 NH), de shaych van al-Boecharie, zei: “Degene die vergelijkingen (tashbieh) maakt tussen Allah en Zijn schepping begaat koefr (ongeloof) en degene die datgene ontkent wat Allah over Zichzelf beschreven heeft, begaat ook koefr. En er is geen enkele vergelijking in wat Allah over Zichzelf beschreven heeft, of wat Zijn Boodschapper over Hem beschreven heeft." [Voetnoot]: Overgeleverd door Imaam adh-Dhahabie met zijn isnaad in Moekhtasar al-`Oeloew (blz. 184) en al-Albaanie zei dat zijn isnaad sahieh was.
Degene die over Allah, de Allerhoogste, bevestigt wat is gezegd in de duidelijke Ayaat en in de authentieke overleveringen, op een manier die past bij Allah`s Grootheid en Koninklijkheid, en ook alle vormen van gebreken en tekortkomingen voor Allah, de Allerhoogste, ontkent en tenietdoet; diegene heeft waarlijk de weg van Leiding bewandeld." [Voetnoot]: Tafsier Koran-il-`Adhiem (2/230) van Iemaam Ibn Kethier rahiemehoellaah.
Dit bevat het geloof in hun (aanwezigheid) in een algemene en gedetailleerde zin.
De moslim gelooft (in het algemeen) dat Allah engelen heeft die Hij geschapen heeft om Hem te gehoorzamen. Hij beschrijft ze als wezenlijke, geëerde dienaren die uitsluitend gehoor geven aan Zijn Woord en datgene doen wat Hij Beveelt.
Hij weet wat voor hen is en wat achter hen is, zij kunnen niet bemiddelen behalve voor diegene waar Hij tevreden mee is. Zij staan in ontzag en vrees voor Hem. (Soerah al-Anbiyaa` (21):28) De engelen zijn er in vele soorten. Sommige van hen zijn verantwoordelijk voor het dragen van de Troon, sommige bewaken het Paradijs en het Hellevuur en sommige zijn verantwoordelijk voor het bewaren (opschrijven) van de daden van de dienaren.
Wat betreft het gedetailleerde begrip van geloof in de engelen: Wij geloven in die engelen die bij naam genoemd zijn door Allah en Zijn Boodschapper ﷺ. Onder andere Djiebriel, Miekaa`iel, Maalik de bewaker van het Hellevuur en Israafiel die verantwoordelijk is voor het blazen van de bazuin. Israafiel wordt genoemd in de authentieke ahaadieth.
Het is bevestigd in de authentieke overlevering van `Aa`ishah Radia Allahoe Anha , dat de Profeet ﷺ gezegd heeft: “De engelen zijn geschapen uit licht, de djinn zijn geschapen uit een rookloze vlam van vuur en Aadam is geschapen uit datgene wat jou is beschreven [door Allah in de Koran.] Overgeleverd door Moslim in zijn Sahieh.
[Voetnoot]: Bijvoorbeeld de uitspraak van Allah, “En Hij schiep mensheid uit klei zoals [dat van] aarde" – Soerah ar-Rahmaan (55): 14
Het is verplicht om in het algemeen te geloven dat Allah Ta'ala Boeken neergezonden heeft naar Zijn Profeten en Boodschappers opdat ze Zijn recht verduidelijken en zodat zij uitnodigen naar Hem. Zoals Hij Ta'ala zegt,
Voorwaar, Wij hebben Onze Boodschappers gezonden met duidelijke bewijzen en aan hen het Boek en de Balans [wetgeving, rechtvaardigheid] geopenbaard opdat de mensheid in het recht zou staan. (Soerah al-Hadied (57): 25)
De mensheid was één gemeenschap en Allah zond Profeten met verheugende verkondigingen en waarschuwingen, en aan hen zond Hij het Boek in waarheid om te oordelen tussen de mensen in zaken waarover zij van mening verschilden. (Soerah al-Baqarah (2): 213)
We geloven in gedetailleerde zin in die Boeken die Allah bij naam heeft genoemd zoals: de Tauwrah, de Indjiel, de Zaboer en de Koran.
De Edele Koran is de beste en laatste der Boeken. Hij is de Moehaymin (getuige) van de andere boeken en getuigt voor de waarheid die daarin gebleven is. Het is verplicht voor iedereen om hem te volgen en ernaar te oordelen, samen met de authentieke Soennah van de Boodschapper van Allah Ta'ala. Dit is omdat Allah Ta'ala Zijn Boodschapper Mohammed ﷺ heeft gezonden als een boodschapper voor de gehele mensheid en de djinn. Hij Openbaarde de Koran aan hem opdat hij hiermee zou oordelen tussen hen (de mensheid en de djinn). Hij heeft de Koran gemaakt als een genezing voor wat zich in de harten bevindt, als een verduidelijking voor alle zaken en Hij maakte het als een leiding en Genade voor de Gelovigen. Zoals Allah Ta'ala zegt, En dit is een Boek dat Wij hebben neergezonden als een zegen, volgt het daarom en vrees [Allah] opdat jullie begenadigd zullen worden. (Soerah al-An'aam (6): 155)
En Allah Ta'ala zegt:
En Wij hebben het Boek [Koran] aan jou neergezonden als een expositie van alle zaken en als leiding en barmhartigheid. En verheugende verkondigingen zijn voor degenen die zich hebben overgegeven [aan Allah, als moslims]. (Soerah an-Nahl (16): 89) En Ta'ala zegt:
Zeg [O Mohammed]: O Mensheid! Voorzeker, ik ben de Boodschapper van Allah voor jullie allen – van Diegene waartoe de heerschappij van de hemelen en de aarde behoort, er is niets of niemand die het recht heeft om aanbeden te worden behalve Hij en het is Hij die leven geeft en dood veroorzaakt. Dus geloof in Allah en Zijn Boodschapper [Mohammed], de Profeet die niet schrijven kan noch lezen, die gelooft in Allah en Zijn Woorden [de Koran]; volg hem opdat jullie geleid zullen zijn. (Soerah al-A`raaf (7): 158)
Er zijn vele verzen die deze betekenis onderbouwen.
Het is verplicht om te geloven in de Boodschappers in het algemeen en gedetailleerd.
Dus geloven we dat Allah Boodschappers gestuurd heeft naar Zijn dienaren. Ze zijn gezonden om verheugende verkondigingen te brengen, om te waarschuwen en om uit te nodigen naar de Waarheid. Wie gehoor geeft aan hen zal voorspoed verwerven en wie zich tegen hen verzet zal falen en in spijt achterblijven. De laatste en beste der Boodschappers is onze Profeet, Mohammed de zoon van `Abdoellaah. Zoals Allah Ta'ala zegt,
En voorzeker, Wij hebben naar elk volk een Boodschapper gezonden [zeggende]: Aanbid Allah [Alleen] en vermijd alle valse afgoden. (Soerah an-Nahl (16) 36)
[Wij zonden] Boodschappers als brengers van goed nieuws en ook als een waarschuwing zodat de mensheid geen excuus zal hebben bij Allah na de [de zending van de] Boodschappers. (Soerah an-Nisaa` (4): 165)
Mohammed is niet de vader van één van jullie mannen, maar hij is de Boodschapper van Allah en de laatste der Profeten…(Soerah al-Ahzaab (33): 40)
We geloven in detail in die Profeten en Boodschappers die Allah of Zijn Boodschapper ﷺ genoemd en gespecificeerd hebben bij naam, zoals Noeh, Hoed, Saalih en Ibrahiem en anderen, moge Allahs meest pure Vrede en beste Zegeningen met hen en met onze Profeet zijn.
Geloof in de Laatste Dag omvat het geloven in al datgene wat Allah en Zijn Boodschapper ﷺ hierover verklaard hebben.
Hieronder valt datgene wat zal gebeuren na de dood. Zoals de beproeving van het graf, zijn bestraffingen en zijn gunsten; wat zal gebeuren op de Dag des Oordeels inclusief de beproevingen, de ontberingen, de Brug, de Balans, de Rekenschap, de Beloning en de Verspreiding van de boeken61 tussen de mensen. Sommigen zullen het boek in hun rechterhand ontvangen en anderen zullen het boek in hun linkerhand of achter hun rug ontvangen.
Hier (geloof in de Laatste Dag) valt ook onder, het geloof in de Bron (Hawd) – de drinkplaats van onze Profeet Mohammed ﷺ, het geloof in het Paradijs en het Hellevuur, geloven dat de Gelovigen hun Heer Soebhaanehoe zullen zien (op de Dag der Opstanding) en dat Hij tegen hen spreekt en andere aspecten en gebeurtenissen die geopenbaard zijn in de Edele Koran en de authentieke Soennah van de Boodschapper Mohammed ﷺ.
Het is verplicht om in dit alles te geloven en het te bevestigen als exacte waarheid zoals ons is overgeleverd door Allah en Zijn Boodschapper ﷺ.
Ten eerste: dat Allah weet wat is voorgevallen en weet wat er gaat gebeuren. Hij weet de omstandigheden van Zijn dienaren. Hij weet hun levensonderhoud, hun vastgestelde tijden van sterven, hun [goede en slechte] daden en al het andere wat met hen te maken heeft. Niets van deze zaken is verborgen voor Hem Ta'ala, zoals Hij (Ta'ala) zegt,
Voorwaar, Allah heeft kennis over alle zaken. (Soerah at-Tawbah (9):115) En Allah (Ta'ala) zegt:
Opdat jullie zullen weten dat Allah macht heeft over alle zaken en dat Allah over kennis van alle zaken beschikt. (Soerah ath-Thalaaq (65): 12)
Ten tweede: het geloven dat Allah alles heeft opgeschreven wat Hij heeft Voorbestemd en Bepaald. Zoals Allah Ta'ala zegt,
Wij weten wat de aarde van hen neemt [hun dode lichamen] en bij Ons is een Boek [registratie] waarin [alle zaken] beschreven staat. (Soerah Qaaf (50): 4)
En alle zaken hebben Wij verzameld [als een registratie] in een duidelijk Boek. (Soerah Yaa Sien (36): 12)
Zijn jullie je er niet van bewust dat Allah alles Weet van wat zich in de hemelen en op aarde bevind? Voorwaar, het is [allemaal] in een Boek. Voorwaar, dat is gemakkelijk voor Allah. (Soerah al-Hadj (22): 70)
Ten derde: te geloven dat Zijn Wil voortdurend wordt uitgevoerd. Dus wat Hij Wil zal gebeuren en wat Hij niet Wil zal niet gebeuren. Allah Ta'la zegt,
Voorwaar, Allah doet wat Hij Wil. (Soerah al-Hadj (22): 18)
En (Allah) Ta'ala zegt:
Voorwaar, Zijn bevel, wanneer Hij een voornemen heeft, is enkel dat Hij ertegen zegt, 'Wees' en het is! (Soerah Yaa Sien (36): 82) En Soebhaanehoe zegt:
En jullie kunnen niets willen, mits Allah het Wil, de Heer der werelden. (Soerah at-Takwier (81): 29)
Ten vierde: [geloof in] Zijn scheppen van alles dat bestaat [inclusief de daden van de dienaren]. Er is geen schepper dan Hij en er is geen heer dan Hij. Zoals Allah Ta'ala zegt, Allah is de Schepper van alle zaken en Hij is de Bewaker over alle zaken. (Soerah az-Zoemar (39): 62)
O Mensheid! Herdenk de gunst van Allah aan jullie! Is er een andere schepper dan Allah die voor jullie vanuit de hemel en de aarde voorziening te voorschijn haalt? Er is geen andere God dan Hij [niets of niemand heeft het recht om aanbeden te worden dan Hij]! Waarom keren jullie je dan af [van Hem]? ( Soerah Faatir (35): 3)
Aldus, het geloof in al-Qadr (de voorbestemming) bestaat bij Ahl-oes-Soennah wal-Djamaa`ah uit deze vier zaken in tegenstelling tot degenen van onder de mensen van innovatie die sommige van deze onderwerpen ontkennen.
Geloof in Allah houdt in te geloven dat de Ieman(geloof) bestaat uit spraak in handeling. Het neemt toe door gehoorzaamheid en het neemt af door ongehoorzaamheid. Het is niet toegestaan om een moslim die een zonde begaat die minder als afgoderij of ongeloof is als ongelovige te verklaren. [Voorbeelden van zondes zijn] buitenechtelijke sexuele omgang, stelen, gebruiken van rente, het nuttigen van bedwelmende middelen, ongehoorzaamheid jegens de ouders en andere grote zondes. [Iemand mag een andere moslim geen ongelovige noemen wanneer hij één van deze zondes begaat] onder voorwaarde dat hij ze niet als toegestaan beschouwt [in dat geval wordt hij wel als een ongelovige verklaard mits de voorwaarden voor takfier in acht zijn genomen en er geen twijfel over de werkelijkheid van het desbetreffende persoon bestaat]. Want Allah Ta'ala zegt,
Voorwaar, Allah zal shirk [afgoderij] niet vergeven, maar Hij vergeeft daarbuiten wat Hij Wil voor wie Hij wil. (Soerah an-Nisaa` (4): 48)
Omdat het bevestigd is door de Boodschapper van Allah ﷺ in de moetawaatir ahadieth dat Allah mensen van de Hel zal redden die slechts het gewicht van een mosterdzaadje aan Ieman hebben. Geloven in Allah houdt ook in dat je houdt omwille van Allah en (dat je) haat omwille van Allah, vriendschap en vijandschap toont omwille van Allah. Dus de gelovige houdt van de andere gelovigen en heeft loyaliteit jegens hen terwijl hij de niet-moslims haat en vijandschap tegenover hen heeft.
Aan het hoofd van de gelovigen van de moslim-gemeenschap (Oemmah) staan de metgezellen van de Boodschapper van Allah (salAllahoe 'alayhie was sallem). Ahl-oes-Soennah wal-Djamaa`ah houden van hen en zijn trouw aan hen. Zij (Ahloes-Soennah wal-Djamaa`ah) geloven dat de metgezellen van de Boodschapper van Allah ﷺ de beste van de mensen zijn na de Profeten, zoals de Profeet ﷺ heeft gezegd:
“De beste der generaties is mijn generatie, daarna degenen die hen volgen en daarna degenen die hen volgen." (Overeenkomstig in zijn authenticiteit)
Zij geloven dat de beste onder hen Aboe Bakr as-Siddieq is, dan `Omar al-Faaroeq, dan Othmaan Dhoen-Noerayn en dan `Ali al-Moertadaa. Na hen komen de rest van de tien die het Paradijs beloofd kregen en daarna de rest van de metgezellen van de Boodschapper van Alla ﷺ. Ahl-oes-Soennah wal-Djamaa`ah zwijgen over de geschillen die plaatsvonden tussen de metgezellen en ze geloven dat zij elk oprecht streefden naar een juist oordeel [betreffende het geschil]. Degene die juist was zal twee beloningen ontvangen en degene die fout was zal één beloning ontvangen [voor het streven].
Ahloes-Soennah wal-Djamaa`ah houden van de gelovigen van de familie van de Boodschapper van Allah ﷺ. Zij tonen respect voor hen net zoals aan de vrouwen van de Boodschapper van Alla ﷺ – de Moeders der Gelovigen – en zij spreken hun tevredenheid uit over hen allen (door Radie Allahoe 'anhoem te zeggen). Ahl-oes-Soennah wal-Djamaa`ah willen niets uitstaande hebben met het pad van de Rawaafidh, degenen die vijandschap tonen jegens de metgezellen van de Boodschapper van Allah ﷺ en hen uitschelden, degenen die Ahloel-Bayt (de familie van de Profeet ﷺ)
overmatig verheerlijken en verheffen boven de positie die Allah Ta'ala hen gegeven heeft. Eveneens zijn Ahloes-Soennah vrij van het pad van de Nawaasib die Ahloel-Bayt schade toebrengen door spraak of door handeling.
Al datgene wat we hebben behandeld in deze korte behandeling betreffende de authentieke `aqiedah waarmee Allah Zijn Boodschapper Mohammed ﷺ gezonden heeft, is de `aqiedah van de geredde groep (al-Firqatoen-Naadjiejah), Ahloes-Soennah wal-Djamaa`ah. De Profeet ﷺ heeft over hen gezegd:
“En er zal altijd een groep van mijn Oemmah (gemeenschap, natie) duidelijk op de waarheid blijven, niemand die ze in de steek laat, noch die hen tegengaat, zullen hen deren, totdat de opdracht van Allah komt, zullen zij op de 'duidelijke' waarheid zijn." Hij ﷺ heeft ook gezegd:
“De joden zullen zich opsplitsen in 71 groeperingen, de christenen zullen zich opsplitsen in 72 groeperingen en deze [Moslim] gemeenschap zal zich opsplitsen in 73 groeperingen. Al deze groeperingen leiden naar het Hellevuur behalve één." Zijn metgezellen vroegen hem: “En wie zijn zij, O Boodschapper van Allah?" Hij antwoordde: “Degenen die zijn op datgene waarop ik en mijn metgezellen vandaag de dag op zijn." Het is verplicht om jezelf vast te houden aan deze `aqiedah, er standvastig op te zijn en te waarschuwen tegen hetgene hier tegenstrijdig aan is.
Degenen die zijn afgedwaald van deze `aqiedah en die op datgene blijven wat er tegenstrijdig aan is zijn van vele verschillende soorten. Onder hen zijn er die allerlei zaken aanbidden, zoals afgoden, engelen, 'heiligen,' de djinn, bomen, stenen etc. Daarom hebben deze mensen niet de uitnodiging van de Boodschappers geaccepteerd. Zij zijn koppig en gaan liever tegen deze 'aqiedah in. Net zoals de Qoeraysh en de Arabische stammen dat deden in de tijd van onze Profeet Mohammed ﷺ. Zij [de heidense Arabieren]vroegen hun afgoden om hun behoeftes te bevredigen, hun zieken te genezen en om hun overwinning te schenken over hun vijanden. Zij offerden voor hen en zworen bij hen.
Toen de Profeet ﷺ hen dit verbood en hun beval om hun aanbidding oprecht voor Allah alleen te maken, vonden zij dat vreemd en verwierpen zij het en zeiden, Heeft hij alle goden tot één god gemaakt? Voorwaar, dit is iets vreemds! (Soerah Saad (38): 5)
Hoe dan ook, de Profeet ﷺ hield niet op met hen uit te nodigen naar Allah en te waarschuwen tegen het toekennen van deelgenoten naast Allah (shirk). Hij ﷺ legde hen de realiteit uit van waar hij hen naar uitnodigde, totdat diegene die Allah leiden Wilde, geleid werd.
Daarna stapten de mensen in grote hoeveelheden de Religie van Allah binnen. Daardoor was de Religie van Allah onoverwinnelijk gemaakt boven alle andere religies na de continué uitnodiging en de lange en zware strijd van de Boodschapper van Allah ﷺ en zijn metgezellen, en degenen die hen volgden in alle oprechtheid.
Daarna veranderde de situatie en onwetendheid kreeg de overhand op het grootste gedeelte van de schepping tot een punt waarop de meeste mensen terugkeerden naar de weg van onwetendheid (el-Djaahiliejah) door hun overdrijven in de profeten en de vromen.
Zij smeekten naar hen, vroegen hen om hulp en relief en begingen andere soorten van shirk! Zij kenden niet de betekenis van Laa ilaaha illa Allah (niets of niemand heeft het recht om aanbeden te worden behalve Allah) terwijl zelfs de ongelovige Arabieren (in de tijd van de Profeet ﷺ de betekenis kenden! Allah is de bron van Hulp! Deze shirk bleef doorgaan zich te verspreiden onder de mensen tot aan onze tijd vanwege de predominance en onwetendheid en vanwege de lange interval tussen onze tijd en de tijd van Profeetschap. De twijfels van deze latere personen zijn dezelfde als die van de voormalige personen (de polytheïsten van Mekkah). Zij zeiden, [zoals Allah ons informeert in de Koran],
Dit zijn onze bemiddelaars bij Allah (Soerah Yoenoes (10): 18) Wij aanbidden hen alleen zodat zij ons dichter bij Allah brengen. (Soerah az-Zoemar (39): 3)
Allah heeft deze twijfel weerlegd en legde uit dat degene die iets of iemand anders aanbidt dan Hem, wat dat dan ook moge zijn, en deelgenoten heeft toegekend met Hem en ongeloof heeft begaan! Allah, de Allerhoogste, zegt,
En zij aanbidden naast Allah dingen die hen niet schaden, noch baten, en zij zeggen: Dit zijn onze bemiddelaars bij Allah. (Soerah Yoenoes (10): 18)
Dus Allah, de Allerhoogste, beantwoord hen door te zeggen: Zeg: Willen jullie Allah informeren over wat Hij niet zou weten wat in de hemelen en op de aarde is? Gezegend is Hij en Verheven boven [de deelgenoten] die zij toekennen [met Hem]. (Soerah Yoenoes (10): 18)
In deze verzen legt Allah uit dat het grote shirk is om een ander dan Hem te aanbidden, zoals de profeten, de vromen, of iets anders dan hen, zelfs wanneer degene die het doet het anders noemt. Allah, de Allerhoogste, zegt,
En degenen die beschermers nemen naast Hem [zeggen]: Wij aanbidden hen alleen zodat zij ons dichter bij Allah brengen. (Soerah az-Zoemar (39): 3)
Voorwaar! Allah zal oordelen tussen hen omtrent datgene waarover zij [van mening] verschillen. Voorzeker, Allah leidt de leugenaar en de ongelovige niet. (Soerah az-Zoemar (39): 3) Allah, de Heilige, legt uit in deze vrezen dat hun aanbidding naar een ander dan Hem door middel van hun smeekbeden [naar hen], hun vrees [van hen], hun hoop [op hen] en andere soort zaken ongeloof is in Allah (Soebhaanehoe). Hij verklaard hen als zijnde leugenaars in hun uitspraak dat deze zaken van aanbidding hen dichter bij Allah brengt.
Tot de dogmatieken van ongeloof die tegenover de authentieke dogmatiek staan en tegenover datgene waarmee de Boodschappers kwamen behoren:
Wat wordt geloofd door de ongelovigen van deze tijd onder de volgelingen van Marx, Lenin en anderen die uitnodigen naar atheïsme en ongeloof. Dit is ongeacht het feit of ze het nu bestempelen als socialisme, communisme, ba`thisme of andere soortgelijke benaming. Want voorzeker, hun fundamenten zijn hetzelfde. Hun principes zijn: dat er geen god is en dat het leven alleen materialistisch is. Verder: de ontkenning van de Wederopstanding, het Paradijs en het Hellevuur en ontkenning alle religies.
Wie kijkt in hun boeken en hun weg bestudeert komt met zekerheid te weten dat hun geloof in tegenstelling is met alle geopenbaarde religies en zijn aanhangers leidt naar de ergste der bestraffingen in dit leven en in het Hiernamaals.
Van onder de `aqiedah die in tegenstelling is tot het ware geloof is datgene wat sommige baatinieyah en soefies geloven: zij geloven dat sommigen van degenen die zij awliyaa` noemen naast Allah een deel hebben in het reguleren en controleren van de zaken van het universum. Zij noemen hen al-Aqtaab (Polen), al-Awtaad (Palen) en al-Aghwaath (Helpers) en andere benamingen die zij hebben verzonnen voor hun goden! Dit is de beroerdste vorm van shirk in de Heerschappij (ar-Roeboebiejah) van Allah en het is kwader dan de shirk van de Arabische onwetendheid! Dit is omdat zij [de niet-gelovige Arabieren] geen shirk pleegden in de Heerschappij van Allah maar zij pleegden shirk in de aanbidding van Hem (al-Oeloehijah). Verder pleegden zij deze vorm van shirk alleen in tijden van voorspoed. Wanneer zij in tegenspoed en ontberingen tegenkwamen maakten zij hun aanbidding oprecht voor Allah alleen. Allah zegt,
En wanneer zij zich begeven op de schepen, dan roepen zij Allah aan, hun geloof puur en alleen voor Hem makend. Maar wanneer Hij hen veilig aan land brengt, dan geven zij een deel van hun aanbidding aan anderen! (Soerah al-`Ankaboet (29): 65) Zij waren echter gewoon om de Heerschappij aan Allah alleen toe te schrijven, zoals Hij zegt,
En wanneer jij hen (de arabische afgodendienaren) vraagt wie hen geschapen heeft, dan zullen zij zeker zeggen Allah. (Soerah az-Zoekhroef (43): 87)
Zeg: Wie voorziet voor jullie van de hemelen en van de aarde? Of wie bezit gehoor en zicht? En wie verandert de levenden van de doden en de doden van de levenden. En wie regeert en reguleert alle zaken? Zij zullen zeggen Allah. Zeg: Zul je dan niet vrezen [voor het opzetten van rivalen in aanbidding naast Allah]? (Soerah Yoenoes (10): 31)
Er zijn vele Ayaat in deze betekenis.
Wat betreft degenen die shirk begaan onder de latere mensen, zij hebben de eerdere mensen overtroffen in twee perspectieven: Allereerst: sommigen van hen begaan shirk in de Heerschappij van Allah.
Ten tweede: zij begaan shirk in tijden van voorspoed en in tijden van tegenspoed! Iemand die onder hen leeft, die hun omstandigheden onderzoekt en die ziet wat zij verrichten bij de graven van el-Hoesayn en el-Badawie e.a. in Egypte, deze persoon weet dit. Wanneer hij ziet wat ze verrichten bij de graven van Aiedroes in Eden, van el-Haadie in Yemen, van Ibn `Arabie in Syrië, van de shaych `Abdoel-Qaadir al-Djaylaanie in Iraq, en andere welbekende graven. In al deze plaatsen zijn de mensen tot extremen overgegaan en hebben zij vele rechten die alleen aan Allah Ta'ala toebehoren aan anderen gegeven.
Men zal zelden iemand vinden die hen verbiedt wat zij doen en hen de realiteit uitlegt van de tauwhied, waarmee Allah Zijn Profeetr gestuurd heeft, zoals de profeten die voor hem kwamen. Wij behoren tot Allah en tot Hem zullen wij terugkeren (uitroep die o.a. gebruikt als kreet voor ontsteltenis over de slechte omstandigheden van de moslims)!
We vragen Allah om hen te doen terugkeren naar de leiding en om onder hen uitnodigers naar de leiding te laten toenemen. [We vragen Hem ook] om de mogelijkheid te schenken aan de leiders van de moslims en de geleerden om deze shirk te bestrijden. Voorwaar, Hij is de Ene die Hoort en Hij is dichtbij.
Onder het geloof dat de authentieke dogmatiek tegengaat inzake de Namen en Eigenschappen van Allah behoren de geloven van de innoveerders zoals de Djahmiejah, de Mo`tazilah en degenen die hun weg bewandelen in het ontkennen van de Eigenschappen van Allah, de Almachtige, de Koninklijke,
Hem ontdoen van de Eigenschappen van perfectie, Hem beschrijven met eigenschappen van on-bestaan (ma`doem), levenloosheid (djamaad), en absurditeit (moestahielaat) – Hoog verheven is Allah, boven datgene wat zij over Hem zeggen!
Onder deze mensen zijn ook degenen die sommige van de Eigenschappen van Allah ontkennen terwijl ze anderen weer bevestigen, zoals de Ash`arieyah. Want, dezelfde gevolgtrekkingen die zij houden voor de Eigenschappen die zij bevestigen moeten zij trekken voor de Eigenschappen die zij ontkenden en hun argumentatie verkeerd interpreteerden. Door dit te doen gaan ze in contradictie met [zowel] de tekstuele als de intellectuele bewijzen. Eveneens vallen zij hiermee in duidelijke tegenstrijdigheid. Wat betreft Ahl-oes-Soennah wal-Djamaa`ah, zij bevestigen die Namen en Eigenschappen van Allah Ta'ala die Hij voor Zichzelf bevestigd heeft en die de Boodschapper Mohammed ﷺ voor Hem bevestigd heeft. Zij bevestigen deze Namen en Eigenschappen op een complete en perfecte manier.
Eveneens ontkennen zij elke vergelijking tussen Hem en Zijn schepping, terwijl zij zichzelf [op hetzelfde moment] vrijspreken van het te-niet doen (ta`tiel) of van het ontkennen van één van Zijn Eigenschappen. Door dit te doen handelen zij volgens alle bewijzen, zonder het begaan van tahrief (vervorming) of ta`tiel, eveneens blijven zij vrij van de tegenstrijdigheden waar anderen in gevallen zijn; zoals eerder is uitgelegd.
Dit is de weg van redding en [de weg van] geluk in dit leven en in het Hiernamaals. Dit is de Rechte Weg die werd bewandeld door de Selef van deze Oemmah (gemeenschap), evenals hun Iemams.
Voorwaar, de laatsten van deze gemeenschap zullen niet worden verbeterd behalve door zichzelf te verbeteren met dat waarmee de eersten van deze gemeenschap zich hebben verbeterd, en dat is niets anders dan het volgen van het Boek en de Soennah en het laten van alles wat hieraan tegenstrijdig is.